This review discusses the book Brides of Christ: Women and Monasticism in Medieval and Early Modern Ireland, edited by Martin Browne, Tracy Collins, Bronagh Ann McShane, and Colmán Ó Clabaigh. The work explores diverse forms of religious women during the medieval and early modern periods, including regular sisters, female hermits, consecrated virgins, and widows. Given the scarcity of sources on individual religious women prior to the 17th century and the unclear motivations behind their monastic lives, this book aims to address existing gaps in scholarly discussions and stimulate future research. It presents archaeological findings, the experiences of mainstream religious orders, quasi-religious lifestyles, and the socio-economic aspects of religious women's lives through the ages. Specific contributions detail the various forms of quasi-religious life available to women from the 12th to 16th centuries, the dynamics of female communities like the Christ Church sisterhood in Dublin, and the evolution of religious orders in early modern Ireland affected by the Reformation and subsequent political turmoil. This volume not only enriches Celtic studies but also contributes significantly to the understanding of Christianity and women's roles in Western Europe during these historical periods. Furthermore, it emphasizes the need for continued exploration of this under-researched area, making it a valuable resource for future scholars.
Hoe interessant is het om een boek te lezen dat zich specifiek toewijdt aan religieuze vrouwen in middeleeuws en vroegmodern Ierland? Zoals de brede titel al aangeeft, wordt er in dit boek naar allerlei soorten religieuze vrouwen uit de middeleeuwen en vroege moderniteit gekeken: van reguliere zusters en vrouwelijke kluizenaars tot ingewijde maagden en weduwen. Dat is ambitieus, zoals de redacteuren zelf ook doorhebben en toegeven. Er is een serieus gebrek aan bronnen van of over individuele religieuze vrouwen. Pas vanaf de 17e eeuw duiken er historische secondaire bronnen op. Ook is onduidelijk welke redenen deze vrouwen hadden om in een klooster of een ander religieus leven te treden. Dit boek probeert deze gaten in de huidige wetenschappelijke discussies naar voren te brengen en daarmee potentieel toekomstig onderzoeken een duwtje in de rug te kunnen geven. Door de brede invalshoek van dit boek is het heel boeiend voor lezers die geïnteresseerd zijn in Keltische talen en cultuur: met name voor iedereen die gefascineerd is door de plek die het christendom in historisch Ierland innam. Dit boek is geschreven naar aanleiding van de 5e Glenstal History Conference in 2021 en beschrijft archeologische onderzoeken, ervaringen van mainstream religieuze ordes, quasireligieuze levens, de sociale en economische aspecten van religieuze vrouwen door de eeuwen heen en verkent gender-gerelateerde vragen.
In de bijdrage van Colmán Ó Clabaigh worden de verschillende vormen van quasireligieuze levens beschreven waarvoor vrouwen in de periode van de 12e tot 16e eeuw konden kiezen. Ó Clabaigh behandelt de verschillende religieuze ‘carrières’ in verschillende groepen: ‘geprofesten’, ‘anachoreten en kluizenaars’, ‘derde ordelingen’ en ‘ziekenzusters’. Opvallend detail is dat bij deze vrouwen, tot welke groep ze ook behoorden, door een (mannelijke) bisschop moesten worden onderzocht of hun spirituele verlangen wel ‘van God’ was. Hij beschrijft de bijpassende ceremonie, en hoe deze per roeping verschilt. Ook benoemt hij, waar mogelijk, de kledingstijl en licht hij duidelijk toe wanneer een categorie van Ierse spirituelen voor het eerst wordt genoemd in de historische bronnen. Hierbij krijgt de lezer een helder en volwaardig overzicht van wat er tot nu toe bekend is over de (quasi-)religieuze levens van Ierse vrouwen ten tijde van de middeleeuwen.
Colm Lennon schrijft in zijn hoofdstuk ‘Sisters of the priory confraternity of Christ Church, Dublin, in the late Middle Ages’ over de sociale en spirituele functies van het zogenaamde ‘zusterschap’, met name de Christ-Church-gemeenschap in Dublin. Deze gemeenschap had unieke kenmerken die geworteld waren in de verbindingen met de kerkelijke en monastieke systemen, beïnvloed door de Observante bedelordes. Deze veelzijdige instelling overbrugde het leven van leken en geestelijken, benadrukte de deelname van vrouwen en was diep verankerd in de kerkelijke structuren van haar tijd. Lennon beargumenteert dat dit voor vrouwen een uitlaatklep was en ze een zelfvoldaan gevoel gaf. Het was voor vrouwen ook erg voordelig om in een hechte gemeenschap zoals deze te opereren. Deze vrouwen waren in zekere zin vrijer dan hun getrouwde seksegenoten, hoewel ze onder de tucht van een kloosterregel en een abdis stonden. Ook schrijft Lennon over de ontwikkeling van deze gemeenschap door de tijd heen, zo ook tijdens de protestantse reformatie toen zij werd opgeheven.
Bronagh Ann McShane buigt zich in haar hoofdstuk over verschillende vrouwelijke religieuze ordes in vroegmodern Ierland. Hierin beschrijft ze hoe de ordes in Ierland zich hebben ontwikkeld in die periode als een gevolg van de reformatie, hoe sommige ontstonden, zoals de Clarissen, maar ook weer kwamen te vervallen als gevolg van de Williamitische-Jacobitische oorlogen in Ierland in de 17e en 18e eeuw. In 1653 werden de ordes verbannen en velen vluchtten naar het buitenland. Onder de katholieke koning Jacobus II werden ordes weer toegestaan en veel leden kwamen weer vanuit het buitenland terug naar Ierland. Een van de tastbare resultaten van deze restauratie was de stichting van de eerste Benedictijnse gemeenschap voor vrouwen in Ierland (in Dublin). Dit proces van verbod naar goedkeuring herhaalde zich nog een aantal keer aangezien de Williamitische oorlogen aanhielden.
Christ Church Cathedral in Dublin in 1830. Foto: https://commons.wikimedia.org/wiki/File:NEWENHAM(1830)_p115_DUBLIN_-_CHRIST%27S_CHURCH.jpg
Naast dat dit boek bijdraagt aan de Keltische wetenschappen überhaupt, vormt het ook een specifieke bijdrage aan het onderzoek naar het christendom en vrouwen in West-Europa tijdens de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Dit boek maakt heel duidelijk wat voor onderzoek en kennis hier al wel en niet over is, en welke vragen er nog onbeantwoord zijn. Zo schrijft Bishop Anne Dyer in het laatste hoofdstuk in dit boek genaamd ‘Brides of Christ: ladies of fame and women worthy of praise’, het volgende: ‘We may not know what religious women in the past thought, how they understood themselves or their vocation, but we do know what they prayed, because these are the same prayers that we say today, day after day.’ [We weten niet wat de religieuze vrouwen in het verleden dachten, hoe ze zichzelf begrepen of hun roeping, maar we weten wel wat ze baden, aangezien dit dezelfde gebeden zijn wie wij hedensdaags bidden, dag in dag uit]. Dit maakt het heel prettig voor toekomstige onderzoekers om op een relatief snelle manier een overzicht te hebben van het werk dat er nog ligt. Het is een heel interessant onderwerp en het zou jammer zijn als het onderzoek daarna stil zou komen te vallen aangezien er nog zoveel informatie ontbreekt.