Central to the stories of the Ulster Cycle is the martial tradition, in which heroes can gain and consolidate honour and reputation through battle and warfare. However, the notion that these stories represent an ideal heroic society is increasingly coming into question. Justice appears to be absent and the traditional relationships on which society is founded no longer function. This is particularly evident in the aideda ('death-tales'), in which the heroes die in almost comical ways. By examining some of the social bonds in this group of tales, this article demonstrates how society in the Ulster Cycle is dysfunctional and self-destructive. It shows how these stories can be read as anti-heroic, criticising and condemning the self-centred values of warrior society.
Helden en hun daden staan vaak centraal in de literatuur van de middeleeuwen – zo ook in Ierland. Wanneer we denken aan de Middel- en Oudierse verhalen van de Ulstercyclus[1] roept dit beelden op van de strijdlustige Cú Chulainn met zijn trouwe wagenmenner Láeg, vaak in het gezelschap van zijn dappere medestrijders Lóegaire Búadach en Conall Cernach, prominente leden van het hof van de rechtvaardige koning Conchobar. Ook mogen de ambitieuze koningin Medb van Connacht en haar koninklijke partner Ailill mac Máta niet ontbreken, noch de viriele Fergus mac Róich, voormalig koning van Ulster die in ballingschap in Connacht verblijft.
Deze strijders en vorsten zijn de hoofdrolspelers in de narratieve wereld van de Ulstercyclus, en komen herhaaldelijk voor in deze verhalen gedurende de verschillende fases van hun leven. Zo komen we in Táin bó Cuailnge ('De runderroof van Cooley') meer te weten over de jeugd van Cú Chulainn in de episodes genaamd de macgnímrada (‘boyhood deeds’ of 'knapendaden') en wordt het verhaal over zijn bijzondere geboorte verteld in Compert Con Culainn ('De geboorte van Cú Chulainn'). Wanneer men in de verschillende verhalen op zoek gaat naar specifieke karakters, is het mogelijk om hun levensgebeurtenissen bij elkaar te sprokkelen en zo hun biografie te reconstrueren, wat ook wel een heroïsche biografie genoemd wordt.[2] Hierbij ligt de nadruk op reconstructie, omdat een dergelijke aaneengesloten biografie waarschijnlijk nooit heeft bestaan.
Naast de comperta (‘geboortes’), waarvan voor de Ulstercyclus alleen die van Cú Chulainn en Conchobar zijn overgeleverd, bestaan er ook verhalen over hoe deze helden sterven. Wanneer we lezen over de dood van de helden uit de middeleeuws Ierse literatuur komen we deze gebeurtenissen vaak tegen in langere teksten zoals Táin bó Cuailnge en Togail bruidne Dá Derga (‘De vernietiging van het gasthuis van Dá Derga’). Daarnaast bestaat er ook een genre aan verhalen dat draait om de dood van een personage, op dezelfde wijze als de comperta in het teken staan van de geboorte van een karakter. Deze verhalen heten de aideda, ‘doodsverhalen’ of ‘gewelddadige dood’ (enkelvoud aided). Van deze aideda zijn er voor de personages van de Ulstercyclus aanmerkelijk meer overgeleverd dan van de comperta. Sommigen vormen een episode in verhalen zoals de Táin bó Cuailgne, maar ruim tien aideda bestaan als opzichzelfstaande verhalen, overgeleverd in verschillende manuscripten.
Een van de bekendste van deze verhalen gaat over de dood van Cú Chulainn. Zijn overlijden wordt verteld in Aided Con Culainn (‘De gewelddadige dood van Cú Chulainn’), ook wel bekend als Brislech mór Maige Muirthemne (‘De grote nederlaag van Mag Muirthemne’). In dit verhaal gaat Cú Chulainn een tragisch eind tegemoet – hij wordt gedwongen om zijn gessa (‘taboes’) te verbreken, waardoor hij verzwakt is. Wanneer hij de strijd aangaat met Lugaid, zoon van Cú Roí, steekt deze hem neer met een magische speer, wat uiteindelijk leidt tot zijn dood – een zeer heldhaftige dood die tot de verbeelding spreekt en aansluit op de verwachting van de onbevreesde krijger die al strijdend ten onder gaat.
Cú Chulainns dood vormt een waardig laatste hoofdstuk in zijn heroïsche biografie, zou deze hebben bestaan. Wanneer we het verhaal van de dood van koning Conchobar lezen, blijkt echter dat niet alle helden een waardig einde gegund is. In Aided Chonchobair (‘De gewelddadige dood van Conchobar’) wordt de koning van Ulster in zijn achterhoofd geraakt door een harde bal gemaakt van hersenen en lijm. Hoewel deze ‘breinbal’ met succes wordt verwijderd, raakt hij voor een periode van zeven jaar immobiel en sterft hij uiteindelijk aan zijn verwondingen. Conchobars overlijden past minder goed in het beeld van de waardige krijgskoning en kan niet bepaald heroïsch genoemd worden.
Wanneer we verder kijken naar hoe de andere karakters van de Ulstercyclus aan hun einde komen, roept dit nog meer vragen op over hun heldhaftige reputatie. Zo sterft Lóegaire Búadach doordat hij zijn hoofd stoot tegen de deurpost en de top van zijn schedel eraf stoot. Fergus mac Róich wordt neergestoken door een speer terwijl hij aan het zwemmen is met koningin Medb, waarbij de speer nota bene gegooid wordt door zijn eigen blinde pleegbroer. Koningin Medb sterft op haar beurt terwijl ze aan het baden is en beschoten wordt met een kaaswiel, een schot dat haar fataal wordt. Haar echtgenoot is een weinig beter lot beschoren – wanneer Ailill een affaire heeft in het struikgewas van het hof van Cruachu (het koninklijke fort van Connacht), wordt ook hij neergestoken door een speer, dit keer door Conall Cernach, die op dat moment te gast is aan het hof. Al deze helden en vorsten sterven op een wijze die verre van heldhaftig of waardig is, en soms grenst aan het belachelijke. Maar waarom is het laatste hoofdstuk van deze karakters zo anti-heroïsch? Of zijn deze zogenaamde helden misschien niet zo dapper en onverschrokken en deze koningen en koninginnen niet zo waardig en rechtvaardig als wij veronderstellen?
Het universum van de Ulstercyclus
Centraal in de verhalen van de Ulstercyclus staat de krijgscultuur, waarin helden eer en reputatie kunnen verwerven en consolideren door middel van oorlog en strijd. In de Ierse literatuur wordt de heroïsche krijgersmaatschappij neergezet als een sociaal elitesysteem dat geworteld is in de tegengestelde waarden van eer en schande. Veel van het onderzoek naar deze krijgscultuur is verricht door Philip O’Leary. Hij heeft verschillende aspecten onderzocht van wat hij ziet als de Ierse heroïsche samenleving.[3] In zijn benadering staat de heroïsche status van de verhalen van de Ulstercyclus centraal, omdat deze volgens hem de ideale heroïsche wereld vertegenwoordigen, bewoond door perfecte helden en onberispelijke koningen.
Hoewel O’Leary's onderzoek naar de heroïsche codes van de samenleving zoals deze in de Ulstercyclus worden opgetekend waardevolle inzichten heeft opgeleverd, wordt het idee dat deze verhalen een ideale heroïsche samenleving voorstellen tegenwoordig in twijfel getrokken. O’Leary probeert de heroïsche codes die ten grondslag liggen aan de heroïsche samenleving te reconstrueren, maar gaat er hierbij vanuit dat de wijze waarop de krijgsmaatschappij in de literatuur wordt neergezet een waarheidsgetrouwe weergave is van de Ierse samenleving. Daarnaast ondervraagt hij de fundamenten waarop het universum van de Ulstercyclus is gebouwd niet, maar gaat er vanuit dat deze functioneren zoals het hoort. Wanneer we echter denken aan de manieren waarop de helden sterven, kan deze aanname in twijfel worden getrokken. Het is dus van belang om eerst een stap terug te nemen en het wijdere universum van de Ulstercyclus te onderzoeken.
De maatschappij van middeleeuws Ierland is gebouwd op een aantal principes, en een van haar grondvesten is het koningschap. De koning is de politieke en militaire leider en de hoogstgeplaatste persoon in het koninkrijk. Bovendien is hij de belichaming (antropomorfisering) van het koninkrijk, waardoor zijn fysieke welzijn nauw verbonden is met de staat van het koninkrijk. Door de bijzondere band tussen de koning en zijn land is hij meer dan enkel een politiek leider: het Ierse koningschap is sacraal.
Binnen de grenzen van zijn eigen koninkrijk of túath was de koning verantwoordelijk voor het goede bestuur van zijn volk door het uitoefenen van fír flathemon (‘prinselijke waarheid/rechtvaardigheid’). Dit concept vormt het hart van de ideologie van het Ierse koningschap. Centraal in het concept van fír flathemon is het vermogen van de koning om een eerlijk oordeel te vellen. Als een koning rechtvaardig regeerde, hij fír flathemon uitoefende en de juiste beslissingen nam voor zijn koninkrijk, resulteerde dit in vrede en voorspoed voor zijn volk en het land. Het succes van zijn heerschappij werd weerspiegeld door het land, en een goede heerschappij leverde overvloedige oogsten op en beschermde het koninkrijk tegen allerlei natuurrampen. Als een koning echter een onrechtvaardig oordeel velde, maakte hij zich schuldig aan gáu flathemon (‘prinselijke onwaarheid/onrechtvaardigheid’). In dat geval keerde de kosmos zich tegen de koning. De gevolgen van gáu flathemon varieerden van plagen en mislukte oogsten tot nederlagen op het slagveld, en konden ertoe leiden dat de koning zijn recht om te regeren verloor.
In veel van de verhalen in de Ulstercyclus lijkt gerechtigheid echter afwezig. Thomas Owen Clancy stelt dat er in de verhalen van de Ulstercyclus geen goddelijke of kosmische rechtvaardigheid lijkt te gelden.[4] Hij beargumenteert dat de conventies waarop het koningschap is gebouwd – conventies waarmee het publiek zeker bekend was – in deze verhalen ondermijnd worden naarmate het plot zich verder ontvouwt. Dit wordt duidelijk wanneer we kijken naar het koningschap van Conchobar. Telkens weer blijkt deze koning schuldig aan gáu flathemon. Toch blijft hij om de één of andere reden aan de macht en wordt hij zelfs door zijn volk geprezen als koning.
Een van de verhalen die Clancy als voorbeeld aanhaalt is Longes Mac n-Uislenn (‘De ballingschap van de zonen van Uisliu’).[5] Tijdens een feest aan het hof van koning Conchobar wordt een kreet gehoord die afkomstig blijkt te zijn van een ongeboren meisje in de baarmoeder van een vrouw. De druïde Cathbad voorspelt dat haar schoonheid buitengewoon zal zijn, maar dat zij ook een bron zal zijn van immense verwoesting. Koning Conchobar krijgt het advies om de baby te doden, maar negeert dit omdat hij deze mooie vrouw als zijn toekomstige bruid wil hebben. Niet alleen toont Conchobar hier een slecht beoordelingsvermogen, later in het verhaal schendt hij de garanties van zijn stamhoofden en laat hij de zonen van Uisliu doden, terwijl hij had beloofd dat zij in leven zouden blijven. Ondanks deze twijfelachtige acties blijft hij koning van Ulster.
Tegen het einde van zijn heerschappij is Conchobar ook een koning met een fysiek gebrek, wat vanwege de bijzondere band tussen het land en de koning een groot probleem is. In het eerdergenoemde verhaal Aided Chonchobair wordt verteld hoe hij dit gebrek oploopt. Wanneer de vijandelijke krijger Cet mac Mágach een hersenbal naar de koning gooit, blijft deze in Conchobars achterhoofd steken. In de wetten staat beschreven dat de status van een koning door verwondingen aan diens achterhoofd wordt gedegradeerd tot die van een gewone burger.[6] Na deze gebeurtenis wordt Conchobars hoofd echter dichtgenaaid en blijft hij schijnbaar zonder machtsverlies verder regeren. Het volk van Ulster veroordeelt hem niet, en zegt zelfs dat ze hem liever als een verminkte koning hebben dan dat hij sterft. Dit wijst er niet alleen op dat Conchobars bewind onrechtvaardig was, maar het feit dat er geen gevolgen zijn voor zijn gebrekkig leiderschap is een aanwijzing dat ook de morele gronden van de samenleving van Ulster gebrekkig waren.
De samenleving zoals die in de Ulstercyclus wordt neergezet is geen ideale wereld waarin koninklijke rechtvaardigheid wordt beloond en onrecht door de kosmos wordt bestraft, maar een wereld waarin onrecht diep verankerd is. De traditionele verhoudingen waarop de vroege Ierse samenleving is gebaseerd brokkelen af. Volgens Clancy demonstreren veel van de verhalen van de Ulstercyclus 'a view of the proper and improper functioning of society',[7] een mening die gedeeld wordt door Joan Radner. Het succesvolle functioneren van de Ierse samenleving berust op het in stand houden van traditionele relaties waarop deze maatschappij is gebouwd. Zij ziet de wereld van de Ulstercyclus als een universum waarin relaties die de basis vormen van de Ierse maatschappij geleidelijk instorten en uiteindelijk leiden tot de desintegratie van de gehele samenleving.[8] In plaats van een ideale wereld bewoond door rechtvaardige koningen en heldhaftige krijgers, is het universum van de Ulstercyclus een samenleving die voortdurend wordt ondermijnd en waarin traditionele rollen worden omgedraaid, bespot en waar ze uiteindelijk vervallen.
Maar waarom zou een middeleeuwse auteur ervoor kiezen om te schrijven over een samenleving die in elkaar stort en geen enkele moraal lijkt te hebben? In een wereld waarin acties niet beloond of bestraft worden, zijn geen morele consequenties – in zo’n wereld kunnen hoofse intriges en krijgscompetities plaatsvinden die vermaak opleverden voor de middeleeuwse hoven, terwijl ze ook als sociaal commentaar konden dienen. We moeten echter niet vergeten dat de meeste van deze verhalen een christelijke context hebben: in Aided Chonchobair wordt de koning uiteindelijk verlost door zich op zijn sterfbed tot het Christendom te bekeren. Vanuit het perspectief van een adellijk publiek, bestaande uit christelijke seculiere heersers, kan dit een aanmoediging geweest zijn, als zelfs een verraderlijke heerser als Conchobar zijn weg naar verlossing kon vinden.
Een doodsanthologie
Het sterfverhaal van Conchobar was waarschijnlijk populair, aangezien er vier verschillende versies (A–D) in in totaal acht manuscripten overgeleverd zijn.[9] In deze versies verloopt de dood van de koning anders, maar elke versie eindigt met zijn bekering en hemelvaart. Opmerkelijk is dat één van de handschriften waarin het verhaal is overgeleverd ook zeven andere aideda uit de Ulstercyclus bevat. Edinburgh, National Library of Scotland, Adv. MS 72.1.40 bestaat uit vijf verschillende eenheden, geschreven in verschillende periodes en gebieden, die op een later moment samengebracht zijn. Het handschrift omvat een brede collectie aan materiaal, van verhalen uit de Ulstercyclus tot religieuze traktaten. Het eerste deel van het manuscript, dat uitsluitend de zeven aideda bevat, wordt door Ronald Black gedateerd tot de vijftiende eeuw (Black, Catalogue of Gaelic Manuscripts). Het bijzondere is niet alleen dat deze zeven aideda allen vertellen over de dood van een held van de Ulstercyclus, maar ook dat ze als een groep samen zijn gevoegd. Onderstaande tabel laat zien in welke volgorde het doodsverhaal van elk karakter is opgeschreven:
Eerste eenheid (pp. 1-12) | |
Aided Chonchobair[10] | ‘De gewelddadige dood van Conchobar’ |
Aided Ailella ocus Conall Chernaig[11] | ‘De gewelddadige dood van Ailill and Conall Cernach’ |
Aided Fergusa maic Róich[12] | ‘De gewelddadige dood van Fergus mac Róich’ |
Aided Meidbe[13] | ‘De gewelddadige dood van Medb’ |
Aided Cheit maic Mágach[14] | ‘De gewelddadige dood van Cet mac Mágach’ |
Aided Lóegairi Búadaig[15] | ‘De gewelddadige dood van Lóegaire Búadach’ |
Aided Cheltchair maic Uthechair[16] | ‘De gewelddadige dood van Celtchair mac Uthechar’ |
Deze collectie is uniek in dat het enkel en alleen verhalen bevat van één specifiek genre of narratief type, namelijk de aided. Het is dan ook erg onwaarschijnlijk dat deze aideda per toeval in een groep zijn overgeleverd. Clancy beargumenteert dat deze collectie bewust is samengesteld en gelezen kan worden als een anthologie van aideda. De verhalen vormen een zelfstandige eenheid of laag binnen het manuscript die – voordat ze opgenomen werden in het huidige handschrift – apart van de andere eenheden zijn overgeleverd. Dit idee wordt verder ondersteund door codicologisch bewijs, zoals diepere verkleuringen en vervaging van de eerste en de laatste vellen van de eenheid, die de buitenste lagen vormen. Op basis van hun gedeelde thema – de dood van helden van de Ulstercyclus – kunnen de zeven verhalen een 'thematisch cluster' worden genoemd, een term gedefinieerd door Erich Poppe, en horen ze in samenhang met elkaar te worden gelezen.
Als het eerste verhaal in deze anthologie verdient Aided Chonchobair extra aandacht. De versie in dit manuscript (versie A) opent met een ruzie tussen de mannen van Ulster over wie de beste krijger is, waaruit blijkt dat militaire prestaties en eer worden gezien als de hoogst gewaardeerde kwaliteiten in een strijder. Tijdens een gevecht stapt Conchobar opzij, nadat de vrouwen van Connacht hem vanwege zijn schoonheid hebben gevraagd om hem te mogen aanschouwen. Op dat moment gooit Cet de hersenbal naar Conchobar, die zich in Conchobars achterhoofd nestelt. Op zijn sterfbed hoort Conchobar dat Christus is gestorven, wat hem tot een laatste woedeaanval drijft. Hij pakt zijn rol als krijgskoning weer op in een poging Christus te verdedigen (hoewel deze afwezig en al overleden is) in een imaginaire strijd. Hierdoor explodeert de hersenbal, waarop Conchobars ziel naar de hemel gaat.
Door het eerste verhaal in de serie aideda te koppelen aan het begin van de christelijke jaartelling, de kruisiging van Christus, worden de aideda van de andere helden die volgen niet alleen in de christelijke jaartelling geplaatst, maar ook in een christelijke context. Het is door hoogmoed en ijdelheid dat Conchobar de wond krijgt die tot zijn uiteindelijke ondergang leidt. De bekering van Conchobar vormt een keerpunt in het verhaal, want tot op dat moment worden de waarden van de krijgers van Ulster in een negatief daglicht gesteld. Pas wanneer Conchobar zijn vaardigheden als strijder gebruikt in dienst van Christus in plaats van voor persoonlijk gewin, wordt hij bekeerd en ontvangt hij verlossing wanneer hij sterft.
Het is in deze context dat niet alleen Aided Chonchobair, maar de gehele aideda-anthologie in het manuscript kan worden gelezen. De helden van de andere verhalen, die nog niet bekeerd zijn en daardoor ook nog geen verlichting hebben ontvangen, houden nog steeds vast aan de egocentrische waarden van de krijgsmaatschappij. Het enige doel in hun leven is het opbouwen en behouden van hun persoonlijke eer door middel van het verdedigen van hun koninkrijk en het verslaan van vijanden. Deze oneindige strijd en oorlog leidt tot het afbrokkelen en de uiteindelijke vernietiging van de maatschappij. Volgens Clancy kan de aideda-anthologie op deze manier worden gelezen: net zoals de strijderssamenleving langzaam uit elkaar valt, zo sterven ook de helden één voor één in deze serie verhalen.[17] Bovendien sterven de personages op manieren die vaak eerder absurdistisch zijn dan heroïsch: het lijkt erop dat de strijders en hun waardes bespot worden. Op basis hiervan kunnen deze verhalen gelezen worden als anti-heroïsche verhalen, waarin de egocentrische waarden van de krijgermaatschappij worden bekritiseerd en veroordeeld.
Gebroken relaties
De samenleving zoals die in de aideda-anthologie wordt gekenmerkt door disfunctie en zelfvernietiging. De oorzaak van deze tragische teloorgang is het falen van de relaties waarop deze samenleving was gebouwd.[18] Wanneer we de verhalen van de aideda-anthologie onderzoeken, wordt duidelijk dat deze relaties niet functioneren zoals het hoort. De traditionele sociale banden tussen man en vrouw, held en wagenmenner, leenheer en vazal, gastheer en gast, vriend en vijand worden ondermijnd, wat leidt tot sociale chaos en wanorde. Wanneer we dieper ingaan op de wijze waarop deze individuele relaties falen blijkt wat voor (vaak desastreuze) gevolgen dit met zich meebrengt.
Man en vrouw
Eén van de bekendste koppels van de Ulstercyclus wordt gevormd door koning Ailill en koningin Medb van Connacht. De wijze waarop dit koningspaar wordt neergezet in de literatuur, de dynamiek van hun huwelijk, en de aard van hun relatie is een populair onderwerp van discussie.[19] Er bestaan maar weinig gelukkige huwelijken in de Ulstercyclus, en relaties tussen man en vrouw eindigen vaak in tragedie – zo ook die van Ailill en Medb. De algemene consensus is dat Medb en Ailill geen goede match zijn, maar over de reden hiervoor bestaan verschillende meningen, waarbij men zich met name richt op de rol van Medb. Velen zien in Medb een voorbeeld van wat er gebeurt wanneer vrouwen macht proberen uit te oefenen: ze zijn gedoemd om te falen. Medb als vrouwelijk karakter zendt hiermee een duidelijke boodschap aan de vrouwen in het publiek over wat als toelaatbaar vrouwelijk gedrag wordt gezien.[20] Anderen zijn juist van mening dat de oorzaak van Medbs negatieve weergave niet haar eigen schuld is, maar te wijten is aan de mannen in haar leven.[21] Doordat Ailill een zwak figuur is en faalt als koning, kan Medb zich zijn koninklijke macht toe-eigenen en zijn rol misbruiken.
Deze scheve machtsverhouding tussen de koning en koningin van Connacht blijkt uiteindelijk catastrofaal voor Ailill, zoals we lezen in één van de aideda in de anthologie. In Aided Ailella ocus Conall Chernaig (‘De gewelddadige dood van Ailill en Conall Cernach’) wordt verteld hoe Conall Cernach zich naar Connacht begeeft en vraagt of hij zijn intrek mag nemen aan het hof van Ailill en Medb. Op dat moment zijn de andere strijders van Ulster allen overleden en is Conall alleen over, verzwakt en op leeftijd, en heeft hij geen keus dan zich tot zijn (voormalige) vijanden te wenden.[22] Het koninklijke koppel neemt hem op, maar niet voordat Conall eerst heeft beloofd dat hij rijkdom zal brengen in ruil voor onderdak en levensonderhoud. Daarnaast heeft Medb haar eigen reden om Conall in het koninklijk hof op te nemen, namelijk zodat hij kan fungeren als een soort beschermer die Ailill voor haar in de gaten houdt. Ze is namelijk jaloers op haar man en zijn vele affaires (de ironie is natuurlijk dat Medb zelf regelmatig buitenechtelijke relaties heeft, zoals met Fergus mac Róich).[23]
Er wordt een huis gebouwd voor Conall op de omwalling van het fort en elke avond krijgt hij een feestmaal. Maar Conalls eetlust blijkt onstilbaar, en elke nacht plundert hij de provincie en steelt in het geheim voedsel van de inwoners van Connacht. Op een dag heeft Ailill een affaire met een anonieme vrouw in het struikgewas aan het hof van Cruachu. Op dat moment zit Conall nietsvermoedend op de omwalling aan zijn speer te werken, wanneer Medb naar buiten komt. Ze merkt op wat er zich afspeelt in het struikgewas, en spreekt Conall als volgt aan:
‘Maith, a Chonaill,’ ar Medb, ‘Conall Cernach t’ainm-si cusaniu. Conall clāen trūag t’ainm festa. An tan rob-som Cernach-som, nī lēmtha techt tar do rāthaigecht. Aniū is ficous duit in sāragud ūt.’
'Nou, Conall,' zei Medb, 'Conall de Zegevierende [was] jouw naam tot vandaag. Conall de kromme stakker [zal] vanaf nu jouw naam zijn. Toen [het] Zegevierende was, zou niemand het hebben aangedurfd om tegen jouw garantie in te gaan. Vandaag is die belediging dicht bij je.’[24]
Medb stookt Conall op tegen Ailill door de krijger te bedreigen met het vooruitzicht om zijn eer te verliezen. Op zeer gewiekste wijze gebruikt ze zijn naam tegen hem en beschuldigt hem ervan dat hij zijn naam geen eer aan doet. Ook suggereert ze dat Conall de affaire tussen Ailill en de vrouw ondanks zijn beloofde bescherming (rāthaigecht) toch heeft laten gebeuren. Medb bedreigt Conall niet alleen met het vooruitzicht zijn eer te verliezen en zijn naam in diskrediet te brengen, maar ze suggereert ook dat hij er niet in is geslaagd om zijn deel van hun overeenkomst na te komen. In reactie op haar woorden gooit Conall zijn speer richting het struikgewas en doorboort Ailill, een wond waaraan hij niet veel later overlijdt. De woedende mannen van Connacht gaan achter Conall aan en na een flinke slachtpartij weten ze hem te doden.
Door Conall aan te sporen om Ailill aan te vallen, ontloopt Medb niet alleen de schuld voor de dood van haar man, maar veroorzaakt ze ook indirect de dood van Conall, aangezien de mannen van Connacht bezonnen zijn op wraak voor de dood van hun koning. Bovendien is de reden waarom Medb Conall provoceert het overspel van Ailill, dat inherent verbonden is met hun gebroken huwelijk. Zo zet Medbs actie een keten van tragische gebeurtenissen in gang die leiden tot dood en vernietiging. De relatie tussen vrouw en man, een integrale bouwsteen van de samenleving, functioneert hier niet naar behoren: beide partners zijn ontrouw en keren zich tegen elkaar, wat eindigt in een tragische finale waarin de vrouw op sluwe wijze haar man laat vermoorden en zij zelf ongestraft wegkomt.
Gastheer en gast
Een andere relatie die in deze anthologie faalt, is die van gastheer en gast. De traditionele gebruiken rondom gastvrijheid zijn onmisbaar voor het goede functioneren van de middeleeuwse Ierse samenleving.[25] Gastvrijheid staat centraal in de wettelijke, economische, religieuze en politieke systemen van middeleeuws Ierland, en volgens de wetten moet elk huishouden voedsel en onderdak bieden aan een gehoorzame burger.[26] Ook in de literatuur van die tijd is gastvrijheid een populair thema, met name in de wetteksten en saga’s. Maar wat als de relatie tussen gastheer en gast een verkeerde wending neemt?
We zijn hier al een voorbeeld van tegengekomen in Aided Ailella ocus Conall Chernaig, waarin Medb misbruik maakt van haar gast Conall Cernach en hem de moord op haar man Ailill uit laat voeren. Ondanks dat Conall is misleid door Medb blijft hij direct verantwoordelijk voor de moord op de koning, wat de ernstigste inbreuk op gastvrijheid is die hij had kunnen begaan. Het feit dat Conall de koning rijkdom had beloofd toen hij om onderdak vroeg benadrukt de ernst van zijn daad nog verder, omdat hij uiteindelijk enkel onheil en dood naar Cruachu heeft gebracht.
Gastvrijheid wordt in dit verhaal herhaaldelijk gebruikt en misbruikt, en inbreuken op gastvrijheid zijn veelvoorkomend: Medb en Ailill ontvangen hun voormalige vijand Conall aan hun hof, die vervolgens elke nacht in het geheim op plundertocht gaat in hun provincie en uiteindelijk zijn gastheer doodt, wat de ultieme ondermijning van gastvrijheid symboliseert.[27] Daarnaast wordt het concept van gastvrijheid, waarbij vrijgevigheid centraal staat, in het bijzonder ondermijnd door Medb en Conall. De aard van hun relatie als gastdame en gast is niet gebaseerd op gastvrijheid maar is in essentie een zakelijke overeenkomst, waarbij Conall rijkdom en bescherming biedt in ruil voor onderdak en voedsel. Het misbruik van de traditie van gastvrijheid in Aided Ailella ocus Conall Chernaig laat zien dat in de samenleving van de aideda-anthologie de meest fundamentele en traditionele waarden degenereren en disfunctioneren.
Gastvrijheid wordt ook gemanipuleerd in een ander verhaal van de aideda-anthologie, namelijk in Aided Cheit maic Mágach. Hierin volgen we dezelfde Ulsterkrijger Conall Cernach in Connacht, maar voordat hij bij Medb en Ailill woont. Nadat hij zijn vijand Cet mac Mágach heeft gedood in een zwaar gevecht, ligt hij zwaargewond en uitgeput op de grond. Hier wordt hij gevonden door Bélchú, een van de mannen van Connacht.[28] Bélchú besluit om hem niet te doden, maar om de krijger te genezen en tegen hem te vechten nadat hij hem heeft geholpen om te herstellen. Bélchú neemt Conall op zijn rug en sleept hem terug naar zijn huis, waar hij dokters naar hem toebrengt om hem te genezen. De praktijk om iemand in huis te nemen om diegene te helpen herstellen was niet ongewoon in de middeleeuwse Ierse samenleving, en stond bekend als folog n-othrusa (‘sick maintenance’, of 'ziekenverzorging').[29]
Hoewel het verblijf van Conall in het huis van Bélchú niet formeel als sick maintenance kan worden bestempeld, wordt er hier waarschijnlijk wel naar gehint en mee gespeeld. Het uiteindelijke doel van Bélchú met het in huis nemen van Conall is niet om hem te helen en naar huis te laten gaan, maar om hem te genezen zodat hij hem vervolgens kan doden in een gevecht en zo zijn eigen reputatie kan versterken door de machtige Ulsterkrijger te verslaan. Dit ondermijnt niet alleen de praktijk van sick maintenance, maar is ook verbonden met de belangrijkste waardes van de krijgersmaatschappij: Bélchú laat zich in het maken van deze beslissing namelijk leiden door het vooruitzicht van meer persoonlijke glorie. Daarnaast manipuleert Bélchú zelf het concept van gastvrijheid. Clancy merkt op dat Bélchú Conall onder de wettelijke verplichting plaatst die een gast heeft jegens zijn gastheer door Conall te verzorgen in zijn huis.[30] Hierdoor is het Conall verboden om zijn gastheer aan te vallen en verzekert Bélchú zich van een toekomstige overwinning.
Wanneer Conall echter is genezen, realiseert Bélchú zich dat zijn plan een lage kans van slagen heeft. Hij bedenkt een plan met zijn zoons en geeft ze de opdracht Conall in zijn slaap te vermoorden. Conall ontdekt dit complot en voor ze gaan slapen dwingt hij Bélchú om van bed te wisselen. Om te voorkomen dat zijn zoons binnenkomen en per ongeluk de verkeerde persoon vermoorden sluit Bélchú eerst de deur. Maar zodra Bélchú in slaap is gevallen, zet Conall de deur weer open. De zoons van Bélchú komen de slaapkamer binnen en steken onbewust hun eigen vader dood. Door anderen zijn gastheer te laten vermoorden slaagt Conall erin het probleem van gastvrijheid te omzeilen. Het feit dat dit zijn zoons zijn, vergroot deze tragedie. Tijd om dit te beseffen hebben de zoons echter amper, want direct na de onbedoelde moord op hun vader staat Conall op en doodt de drie zonen.
Ook in dit verhaal wordt de traditionele relatie tussen gastheer en gast op zijn kop gezet en buit de gastheer de praktijk van gastvrijheid uit voor persoonlijk gewin. De disfunctionele relatie tussen gastheer en gast is de oorzaak van alle noodlottige sterfgevallen. Deze relatie is echter geworteld in de krijgersmaatschappij: Bélchú is gemotiveerd door het idee van het winnen van glorie wanneer hij besluit om Conall mee te nemen om hem te bevechten. Mogelijk dient Bélchú's situatie als een waarschuwing tegen het deelnemen aan de krijgersmaatschappij. Vanaf het moment dat Bélchú in deze wereld stapt en deelneemt aan de zoektocht naar eer, wordt hij meegetrokken in een neerwaartse spiraal die niet alleen leidt tot zijn eigen dood, maar ook die van zijn zoons.
Conclusie
Een gastheer die ’s nachts vermoord wordt door zijn eigen zoons, en een koning die sterft terwijl hij vreemdgaat in zijn eigen hof, neergestoken door zijn eigen gast in opdracht van zijn vrouw – deze noodlottige sterfgevallen zijn het gevolg van de samenleving waarin deze personages zich bevinden. In deze maatschappij worden traditionele banden, zoals die tussen gastheer en gast en getrouwde vrouw en man, ondermijnd, terwijl waarden als gastvrijheid en loyaliteit worden uitgebuit voor persoonlijk gewin. De Ierse heroïsche samenleving zoals die wordt afgeschilderd in de aideda-anthologie is disfunctioneel en zelfdestructief, wat het gevolg is van het falen van de relaties die de hoekstenen vormen van deze samenleving.
De positie van Aided Chonchobair aan het begin van deze anthologie is van groot belang, omdat dit invloed heeft op de interpretatie van de aideda die volgen. Door de dood van Christus en zo ook Conchobar vooraan te plaatsen in de reeks, worden de gebeurtenissen en karakters van deze verhalen gesitueerd aan het begin van de christelijke jaartelling en daardoor in het christelijke tijdperk. Vanaf dat moment is de krijgersmaatschappij, die gebouwd is op voorchristelijke idealen, gedoemd, waardoor de helden één voor één ten onder gaan. Door het op zijn kop zetten van de traditionele relaties worden tegelijkertijd ook de verwachtingen van het publiek ondermijnd, wat resulteert in verhalen die amusant zijn, maar tegelijkertijd sociaal commentaar leveren op de krijgersmaatschappij. Het middeleeuwse Ierse publiek, dat door en door christelijk was, werd op deze manier niet alleen vermaakt, maar kon zo ook de verhalen over hun heidense helden beluisteren zonder het risico te lopen om verleid te worden tot onchristelijke waarden zoals strijdlust en overspel. Want niemand wil toch op deze manieren zijn laatste adem uitblazen?
Eindnoten
Bibliografie
- Binchy, Daniel Anthony, ‘Sick-maintenance in Irish law’, Ériu 12 (1938) 78-134.
- Black, Ronald, Catalogue of Gaelic manuscripts, NLS Adv. MS 72.1.40, ISOS. https://www.isos.dias.ie/libraries/NLS/NLS_Adv_MS_72_1_40/english/catalogue.html (geraadpleegd op 16-01-2023).
- Clancy, Thomas Owen, ‘Court, king and justice in the Ulster Cycle’, Medieval Celtic literature and society, red. Helen Fulton (Dublin 2005) 163-82.
- Clancy, Thomas Owen, ‘Die like a man? The Ulster Cycle death-tale anthology’, Aiste 2 (2008) 70-93.
- Edel, Doris, ‘Caught between history and myth? The figures of Fergus and Medb in the Táin bó Cúailnge and related matter’, Zeitschrift für celtische Philologie 49-50 (1997) 143-69.
- -----, Inside the Táin: Exploring Cú Chulainn, Fergus, Ailill, and Medb (Berlin 2015).
- Hillers, Barbara, ‘The heroes of the Ulster Cycle’, Ulidia 2: proceedings of the Second International Conference on the Ulster Cycle of Tales, Maynooth 24-27 July 2005, red. Ruairí Ó hUiginn en Brian Ó Catháin (Maynooth 2009) 99-106.
- Hull, Vernam (red. en vert.), ‘Aided Meidbe: the violent death of Medb’, Speculum 13 (1938) 52-61.
- ----- (red. en vert.), Longes mac n-Uislenn: the exile of the sons of Uisliu, The Modern Language Association of America 16 (New York 1949).
- Kelly, Fergus, A guide to early Irish law, Early Irish Law Series 3 (Dublin 1988).
- Kelly, Patricia, ‘The Táin as literature’, Aspects of the Táin, red. J. Mallory (Belfast 1992) 69-102.
- Kobel, Chantal, A critical edition of Aided Chonchobair ‘The violent death of Conchobar’: with translation, textual notes and bibliography (ongepubliceerd proefschrift: Trinity College Dublin 2015).
- McCone, Kim, A first Old Irish grammar and reader: including an introduction to Middle Irish, Maynooth Medieval Irish Texts 3 (Maynooth 2005).
- McLeod, Neil, ‘Crólige mBáis’, Ériu 59 (2009) 25-36.
- Meyer, Kuno (red. en vert.), ‘Goire Conaill Chernaig i Crúachain ocus Aided Ailella ocus Conaill Chernaig’, Zeitschrift für celtische Philologie 1 (1897) 102-11, 503.
- ----- (red. en vert.), The death-tales of the Ulster heroes, Todd Lecture Series 14 (Dublin 1906).
- Ní Bhrolcháin, Muireann, ‘Re tóin mná: in pursuit of troublesome women’, Ulidia: proceedings of the First International Conference on the Ulster Cycle of Tales, Belfast and Emain Macha, 8-12 April 1994, red. J. Mallory en G. Stockman (Belfast 1994) 115-21.
- Nuijten, Anouk, Critical editions of Aided Ailella ⁊ Chonaill Chernaig and Aided Cheit maic Mágach with translations, textual notes, and commentary (ongepubliceerd proefschrift: Universiteit van Cambridge 2021).
- Ó Cathasaigh, Tomás, The heroic biography of Cormac mac Airt (Dublin 1977).
- -----, ‘Ailill and Medb: a marriage of equals’, Ulidia 2: proceedings of the Second International Conference on the Ulster Cycle of Tales, Maynooth 24-27 July 2005, red. Ruairí Ó hUiginn en Brian Ó Catháin (Maynooth 2009) 46-53.
- O’Leary, Philip, ‘Contention at feasts in Early Irish Literature’, Éigse 20 (1984) 115-127.
- -----, ‘Verbal deceit in the Ulster Cycle’, Éigse 21 (1986) 16-26.
- -----, ‘Fír fer: An internalized ethical concept in early Irish literature?’, Éigse 22 (1987a) 1-14.
- -----, ‘The honour of women in early Irish literature’, Ériu 38 (1987b) 27-44.
- -----, ‘Honour-bound: The social context of early Irish heroic geis’, Celtica 20 (1988) 85-107.
- -----, ‘Magnanimous conduct in Irish heroic literature’, Éigse 25 (1991) 28-44.
- -----, ‘Choice and consequence in Irish heroic literature’, Cambrian Medieval Celtic Studies 27 (1994) 49-59.
- O’Sullivan, Catherine Marie, hospitality in medieval Ireland, 900-1500 (Dublin 2004)
- Poppe, Erich, ‘Scéla Muicce Meic Da Thó revisited’, Studia Celtica Japonica 9 (1997) 1-9.
- Poppe, Erich, Of cycles and other critical matters: some issues in medieval Irish literary history and criticism, E. C. Quiggin Memorial Lectures 9 (Cambridge 2008).
- Radner, Joan, ‘Fury destroys the world: historical strategy in Ireland’s Ulster epic’, Mankind Quarterly 23/1 (1982) 41-60.
- Sessle, Erica, ‘Misogyny and Medb: approaching Medb with feminist criticism’, Ulidia: proceedings of the First International Conference on the Ulster Cycle of Tales, Belfast and Emain Macha, 8-12 April 1994, red. J. Mallory en G. Stockman (Belfast 1994) 135-8.