De herkomst van de Middelwelshe graanterminologie

From Kelten
k87-2021-henkens-middelwelsh-proto-indo-europees-landbouw-substraat
87
Gepubliceerd: 16 juni 2021
De herkomst van de Middelwelshe graanterminologie
Wies Henkens
Title (EN): The origin of the Middle Welsh words for grain
Abstract (EN):

The origins of the Middle Welsh words for grain are diverse. In terms of their forms, the majority derives from Indo-European roots, but their Welsh meanings developed only over the course of time. In this article, an overview is provided of the various etymologies of these words and an attempt is made to establish the linguistic period in which these words were acquired. Moreover, the difficulties surrounding the etymologies of Middle Welsh rhyg 'rye' and blawd 'flour' are explored in detail.

Voor mijn BA-scriptie heb ik de herkomst van de graanterminologie in het Middelwelsh (MW) onderzocht. Zo’n etymologisch onderzoek kan nuttig zijn in het onderzoek naar prehistorische samenlevingen. Als men namelijk een term voor bijvoorbeeld ‘graan’ kan reconstrueren voor de voorouder van een groep verwante talen, oftewel een proto-taal, wijst dat erop dat de sprekers van die proto-taal met dat concept bekend waren. Eén zo’n proto-taal is het Proto-Indo-Europees (PIE) en aan de hand van de reconstructie hiervan kunnen we dus iets zeggen over de samenleving van de sprekers. Het Proto-Indo-Europees is onder andere de voorouder van de Keltische talen, waar ook het Welsh onder valt.

Als we echter alleen naar de Proto-Indo-Europese samenleving kijken, kunnen we de stadia die tussen de Proto-Indo-Europese en de hedendaagse samenlevingen liggen nog wel eens over het hoofd zien. Daarom kan het interessant zijn om naar de terminologie van één geattesteerde (opgeschreven) taal, zoals het Middelwelsh, te kijken. Zo kunnen we namelijk wellicht iets zeggen over de geografische oorsprong van deze taal, de historische achtergrond van haar sprekers en de mensen en samenlevingen met wie zij mogelijk in aanraking zijn gekomen. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de aanwezigheid van leenwoorden. Als er namelijk veel leenwoorden uit een bepaalde taal zijn, kan dat betekenen dat deze andere taal op gegeven moment prestigieuzer was. Het kan ook betekenen dat de sprekers dingen tegenkwamen die zij nog niet kenden en waar ze dus zelf nog geen woord voor hadden, bijvoorbeeld planten die in hun eerdere leefomgeving niet voorkwamen, of voor hen nog onbekende gebruiksvoorwerpen of technieken. Dit laatste is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de woorden ‘computer’ en ‘smartphone’ in het Nederlands.

In dit kader is het interessant om naar de landbouwterminologie, of specifieker, de graanterminologie van het Middelwelsh te kijken. Het lijkt er namelijk op dat het Proto-Indo-Europees zelf geen uitgebreide woordenschat had voor landbouwtermen. De vraag is dus waar het Welsh de woorden hiervoor vandaan heeft gehaald. We weten bovendien dat het Welsh contact heeft gehad met verschillende talen, zoals het Latijn (Lat.), Oudnoors en Oudengels (OE) en misschien ook nog met onbekende substraattalen.[1] Aangezien graanterminologie in principe vatbaar is voor ontlening,[2] zou het goed kunnen dat het Middelwelsh leenwoorden uit deze talen heeft overgenomen, wat weer iets kan zeggen over de samenleving toen de woorden ontleend werden. Vandaar dus mijn interesse in de herkomst van de Middelwelshe graanterminologie.

Methodologie

Het beginpunt van dit onderzoek is een lijst met graantermen die ik in het Engels heb opgesteld, opgedeeld in drie subgroepen: ‘algemene graantermen’, ‘graansoorten’ en ‘graanproducten’. Met behulp van de woordenboeken Geiriadur Prifysgol Cymru (GPC) en Geiriadur yr Academi heb ik de vertalingen in het Modern Welsh gevonden en aan de hand van de vroegste attestaties heb ik de Middelwelshe vormen achterhaald.

Aan de hand van veel verschillende bronnen, maar in het bijzonder Matasović (2009) Etymological Dictionary of Proto-Celtic en GPC, heb ik de voorgestelde etymologieën voor alle woorden achterhaald, waarna ik voor al deze voorgestelde etymologieën ben nagegaan of deze wat betreft klankveranderingen en betekenisveranderingen mogelijk zijn. Als de meest waarschijnlijke etymologie dan eenmaal gevonden was, moest bekeken worden wanneer de woorden in de taal zijn ingetreden. Dit heb ik gedaan voor zowel de vorm als de betekenis. In beide gevallen heb ik ze toegeschreven aan de volgende taalstadia: ‘alleen Welsh’, ‘Brits’, ‘Keltisch’, ‘Noordwest-Europees’ en ‘Indo-Europees’. Ik neem hierbij aan de hand van het beschikbare bewijsmateriaal steeds het vroegst mogelijke stadium aan. Als een vorm of een betekenis dus in zowel de Europese als Aziatische takken van de Indo-Europese taalfamilie gevonden wordt, wordt een Indo-Europese herkomst aangenomen. Als een vorm daarentegen alleen in de Noordwest-Europese takken wordt gevonden, wordt een Noordwest-Europese herkomst aangenomen, enzovoorts.

Resultaten en analyse

Het zoeken in woordenboeken leverde de volgende termen op:

-       Algemene graantermen

o   MW grawn ‘graan’

o   MW yd ‘graan’

-       Graansoorten

o   MW gwenith ‘tarwe’

o   MW heid ‘gerst’

o   MW ceirch ‘haver’

o   MW rhyg ‘rogge’

-       Graanproducten

o   MW brag ‘mout’

o   MW blawd ‘meel, bloem’

o   MW talch ‘grutten’

o   MW bara ‘brood’

o   MW iwd ‘pap’

Voor de meeste woorden is de etymologie vrij duidelijk vast te stellen. Sommige leveren echter iets meer problemen op. Ik zal twee woorden met een wat onduidelijkere etymologie hieronder uitlichten.

Rhyg

Het eerste voorbeeld is Middelwelsh rhyg ‘rogge’. Er is voorgesteld dat dit een leenwoord is van het Oudengelse ryge ‘rogge’ (zie bijv. Vendryes 1974, onder secal). Hoewel deze woorden zo op het eerste gezicht inderdaad best op elkaar lijken, blijkt deze etymologie toch aardig wat problemen op te leveren. Het grootste probleem is de g in de Oudengelse vorm, die al vroeg als [j] werd uitgesproken door de klankveranderingen lenitie en palatalisatie (Lass en Anderson 1975, 113 en verder). Hierdoor kan een Middelwelshe g alleen van een Oudengelse g komen als het in een heel vroeg stadium van het Oudengels geleend zou zijn. Dit komt echter niet overeen met het feit dat in het Middelwelsh geen lenitie van g is opgetreden, wat **rhy zou hebben opgeleverd. Dit zou namelijk betekenen dat het woord pas na de Proto-Britse lenitie geleend zou zijn, maar die klankverandering vond al aan het eind van de vijfde eeuw plaats (Jackson 1953, 561). Het tijdsbeeld van deze voorgestelde ontlening klopt dus niet.

Het lijkt er dus op dat Middelwelsh rhyg niet uit het Oudengels geleend kan zijn. Waar het dan wel vandaan komt, is helaas niet met zekerheid te zeggen, al zijn er wel verschillende mogelijkheden. Ten eerste zou het van een onbekend substraat geleend kunnen zijn, maar dit valt niet te bewijzen noch te falsifiëren. Ten tweede zou het een oude, geërfde vorm kunnen zijn. In de andere Keltische talen vinden we Latijnse leenwoorden voor ‘rogge’, maar misschien heeft het Welsh een oudere vorm bewaard. We zien inderdaad opvallende overeenkomsten met enkele Germaanse en Balto-Slavische vormen, zoals bijvoorbeeld het voorgenoemde Oudengelse ryge, maar ook het Letse rudzi. Deze gaan echter terug op *rughi (Kroonen 2013, 416), wat klankwettig gezien weer niet tot het Middelwelshe rhyg kan leiden. Ook deze etymologie kan dus niet bewezen worden. We moeten dus concluderen dat het niet duidelijk is waar het Middelwelshe rhyg vandaan komt.

Blawd

Een ander woord dat wat problemen oplevert, is het Middelwelshe blawd ‘meel, bloem’. Voor dit woord zijn verschillende etymologieën voorgesteld. De eerste mogelijkheid is dat het van Proto-Keltisch *mlāto < PIE *mlH-to- komt, een afleiding van de wortel *melH- ‘malen’ (bijvoorbeeld Matasović 2009, 273). De betekenis zou dan dus veranderd zijn van ‘gemalen’ naar ‘dat wat wordt gemalen’ naar ‘meel’. Volgens deze etymologie zou het Middelwelshe blawd cognaat zijn met onder andere Oudiers (OI) mláith ‘zacht’ en het Latijnse molō ‘malen’.

Hoewel dit aannemelijk klinkt, is er ook een nog een ander mogelijkheid. Het Middelwelshe blawd kan namelijk ook teruggaan op Proto-Keltisch *blātu- < PIE *bhlh3-tu-, van de wortel *bhleh3- ‘bloeien’. Het zou dan cognaat zijn met OI bláth, Lat. flōs ‘bloem’ en is dan etymologisch gezien hetzelfde als het homoniem MW blawd ‘bloem, bloeiend deel van een plant’ (Schrijver 1995, 179). Nu lijkt een betekenisverandering van ‘bloeien’ naar ‘meel’ op het eerste gezicht misschien niet logisch, maar iets vergelijkbaars is te zien in de Engelse woorden flower ‘bloem’ en flour ‘meel, bloem’ en natuurlijk in het Nederlandse ‘bloem’, wat ook zowel ‘meel’ als ‘bloeiend deel van een plant’ kan betekenen. Waarschijnlijk is ‘bloem’ via de tussenstap ‘het mooiste deel van een plant’ in deze talen ‘het fijnste, beste’ gaan betekenen, waarna dit ook gebruikt kon worden voor ‘het fijnste van het meel’ (Van Veen en Van der Sijs 1997, 105). Hetzelfde zou gebeurd kunnen zijn in het Welsh.

Beide etymologieën zijn zowel qua klankveranderingen als qua betekenisverandering mogelijk en er is niet met zekerheid te zeggen welke correct is. Desalniettemin is nog steeds af te leiden in welk taalstadium het woord is ingetreden. Voor beide etymologieën kan de vorm namelijk worden teruggebracht op het Proto-Indo-Europees. De betekenis gaat ongeacht de etymologie op zijn vroegst terug naar het Proto-Brits, aangezien deze niet met de andere Keltische takken gedeeld wordt. In de andere Britse takken komt dezelfde betekenis wel voor, bijvoorbeeld in Oudcornisch en Oudbretons blot ‘meel’.

Overzicht

In onderstaande tabellen zijn de etymologieën en de taalstadia van de herkomst van zowel de vorm (tabel 1) als de betekenis (tabel 2) van alle woorden weergegeven. De betekenissen die bij de etymologieën gegeven zijn, zijn de betekenissen van de gereconstrueerde wortels.

Vorm Etymologie Herkomst vorm        
    Proto-Indo-Europees Noordwest-Europees Keltisch Brits Welsh
grawn ‘graan’ < *grH-no- ‘rijpen’ x        
yd ‘graan’ < *pi-tu ‘voeden’ x        
gwenith ‘tarwe’ < *upo-nikto ‘ziften’ x        
heid ‘gerst’ < *s(h1)esi̯o ‘graan’ x        
ceirch ‘haver’ < *korki̯o   x      
rhyg ‘rogge’ ?         x?
brag ‘mout’ < *mraki ‘mout’     x    
blawd ‘meel’ < *mlH-tu- ‘malen’ / *bhlh3-tu- ‘bloeien’ x        
talch ‘grutten’ < *tl̥ksk- ‘slaan’ x        
bara ‘brood’ <* barag-
< *bhar- ‘gerst’
  x      
iwd ‘pap’ < *ieuH- ‘mengen’ x        

Tabel 1. Etymologie en herkomst van de vormen van de Middelwelshe graanterminologie.

Vorm Etymologie Herkomst betekenis        
    Proto-Indo-Europees Noordwest-Europees Keltisch Brits Welsh
grawn ‘graan’ < *grH-no- ‘rijpen’   x      
yd ‘graan’ < *pi-tu ‘voeden’     x    
gwenith ‘tarwe’ < *upo-nikto ‘ziften’     x    
heid ‘gerst’ < *s(h1)esi̯o ‘graan’ x     (x)  
ceirch ‘haver’ < *korki̯o   x      
rhyg ‘rogge’ ?         x?
brag ‘mout’ < *mraki ‘mout’     x    
blawd ‘meel’ < *mlH-tu- ‘malen’ / *bhlh3-tu- ‘bloeien’       x  
talch ‘grutten’ < *tl̥ksk- ‘slaan’     (x) (x)  
bara ‘brood’ <* barag-
< *bhar- ‘gerst’
  x (x)    
iwd ‘pap’
< *ieuH- ‘mengen’     x    

Tabel 2. Etymologie en herkomst van de betekenissen van de Middelwelshe graanterminologie.

Wat betreft de vormen, zien we dat de meeste teruggaan op Proto-Indo-Europese wortels en dus geërfd zijn. Slechts drie vormen zijn latere leenwoorden, vermoedelijk uit onbekende substraten; ceirch ‘haver’ en bara ‘brood’ worden gedeeld met andere Noordwest-Indo-Europese takken en brag ‘mout’ is in het Keltisch geleend. Eén woord, rhyg ‘rogge’ heeft een onduidelijke etymologie.

De betekenissen laten echter iets anders zien. Hiervan kan er namelijk slechts één teruggebracht worden op het Proto-Indo-Europees (heid ‘gerst’ < PIE *s(h1)esio ‘graan’), al heeft de betekenis van het Welsh specialisatie ondergaan. De rest van de betekenissen gaat terug op de verschillende latere taalstadia. Hier is echter niet echt regelmaat in te zien. Sommige betekenissen zijn gedeeld met andere Noordwest-Europese talen, sommige zijn in de Proto-Keltische periode ontstaan, sommige in de Proto-Britse. Van talch ‘grutten’ is niet met zekerheid te zeggen of het Keltisch of Brits is en bara ‘brood’ had al eerder een graangerelateerde betekenis, maar de specifieke betekenis ‘brood’ is pas in het Proto-Keltisch ontstaan.

Verder kunnen we kijken hoe de herkomst van de woorden zich verhoudt tot de drie subgroepen (algemene graantermen, graansoorten en graanproducten). Ook hier lijkt er weinig regelmaat. In alle drie de subgroepen gaan de vormen terug op het Proto-Indo-Europees. Zowel bij de graansoorten als bij de graanproducten zijn er termen die teruggaan op latere taalstadia. Ook bij de betekenissen is er geen regelmaat te zien. In alle drie de groepen gaan de betekenissen terug op verschillende taalstadia, vroegere en latere. Er lijkt dus geen verband te zijn tussen de herkomst van deze woorden en de semantische subgroep.

Conclusie

Kortom, er is geen eenduidig antwoord op de vraag wat de herkomst van de Middelwelshe graanterminologie is. Ten eerste moeten we onderscheid maken tussen de herkomst van de vorm en van de betekenis. Ten tweede hebben de graantermen allemaal een verschillende herkomst in verscheidene taalstadia: Indo-Europees, Noordwest-Europees, Keltisch, Brits en Welsh.

Er blijkt hierbij geen duidelijke trend te zijn wat betreft de oorsprong van de betekenissen. Het lijkt er dus op dat het Welsh geleidelijk haar graanterminologie heeft gevormd en we kunnen niet zeggen dat het tijdens één taalstadium (en dus historische periode) bijzonder beïnvloed is. Aangezien de meeste vormen geërfd zijn, lijkt er ook geen (al te) grote substraatinvloed te zijn. In slechts drie woorden (ceirch ‘haver’, brag ‘mout’ en bara ‘brood’) is duidelijk substraatinvloed te zien, maar deze kunnen niet aan hetzelfde taalstadium worden toegewezen.

Alhoewel er geen eenduidig beeld geschetst wordt, hebben deze resultaten wel verscheidene implicaties. Zo lijkt het erop dat de overgang naar een landbouwcultuur geleidelijk gegaan is. Het feit dat de meeste betekenissen een niet-Proto-Indo-Europese herkomst hebben, wijst erop dat dit na de Proto-Indo-Europese periode is gebeurd. Daarnaast wijst het gebrek aan (veel) leenwoorden erop dat de ontwikkeling naar landbouw een intern proces was, niet opgelegd door andere samenlevingen. Dit zijn echter alleen maar implicaties. Om een zekerder beeld te schetsen van de oorsprong van de Keltische landbouw, is meer onderzoek nodig.

Eindnoten

Een substraattaal is een taal die oorspronkelijk in een bepaald gebied gesproken werd waar later een andere taal dominant zou worden. Substraten worden als het ware verdrongen door een nieuwe taal, het superstraat, maar kunnen wel sporen nalaten in bijvoorbeeld de woordenschat van de nieuwe taal.
Als sprekers naar een nieuw gebied trekken, is de kans groot dat ze nieuwe (varianten van) gewassen tegenkomen die ze eerder nog niet kenden en waar ze dus ook nog geen woord voor hadden. Zij kunnen dan een term lenen uit een lokale taal. Ook kan het zijn dat een andere taal invloed heeft gehad op de graanterminologie doordat de sprekers bijvoorbeeld meer kennis hadden van landbouwtechnieken, door handel of door onderdrukking.

Bibliografie

  • Henkens, Wies, The origin of Middle Welsh grain terminology (Leiden 2020, BA-scriptie).
  • Jackson, Kenneth, Language and history in early Britain: a chronological survey of the Brittonic languages first to twelfth century A.D (Edinburgh 1953).
  • Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic (Leiden en Boston 2013).
  • Lass, Roger en John Anderson, Old English Phonology (Cambridge 1975).
  • Matasović, Ranko, Etymological Dictionary of Proto-Celtic (Leiden en Boston 2009).
  • Schrijver, Peter, Studies in British Celtic Historical Phonology (Amsterdam en Atlanta 1995).
  • Veen, P.A.F van en Nicoline van der Sijs, Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e geheel herziene druk (Utrecht en Antwerpen 1997).
  • Vendryes, J., Lexique étymologique de l’irlandais ancien: lettres R-S (Parijs 1974).

 


Vorige bijdrage
Van jachthoorns naar iPhones: Mabinogi-Ogi’s hedendaagse versie van het verhaal van Blodeuwedd
Demi Bartels
7 juni 2021
Volgende bijdrage
Medieval Welsh medical texts
Brigid Ehrmantraut
3 mei 2021