In this publication, the historian Sven Meeder argues against the view that Irish pilgrims came straight from Ireland to the monastery of St. Gall during the early Middle Ages, bringing their Irish learning with them. Instead, he argues that such learning was spread indirectly. The book consists of two parts. First, he discusses the Irish identity of the monastery itself and the identity of those who brought Irish knowledge to St. Gall. The second part focuses on the transmission of Irish texts in this monastery. Meeder gives solid arguments to nuance the idea of a continuous Irish influence at St. Gall and offers insight into the issues surrounding the use of a label such as 'Irish' in relation regard to the identity of a continental monastery.
Meeder, Sven, The Irish scholarly presence at St. Gall: networks of knowledge in the early Middle Ages (Londen 2018). Bloomsbury. 200 pp., ISBN 9781350129405, paperback, £28,99.
Sankt Gallen was één van de grootste en belangrijkste kloosters van de vroege middeleeuwen. In de zevende eeuw stichtte Gallus, een leerling van Columbanus, een cel op deze plek in het huidige Zwitserland. In de achtste en negende eeuw groeide de cel uit tot een machtig klooster en werd het gesteund door de Karolingische vorsten. Het werd een groots cultureel en intellectueel centrum waar heel veel handschriften werden gemaakt die nu nog steeds bewaard zijn.
In het boek 'The Irish Scholarly Presence at St. Gall' gaat historicus Sven Meeder in tegen de stelling dat Ierse pelgrims in de vroege middeleeuwen met hun eigen kennis rechtstreeks uit Ierland naar het klooster in Sankt Gallen kwamen. Deze zogenoemde bridgehead theorie gaat ervan uit dat het klooster van de heilige Gallus, dat van oorsprong een sterke relatie had met Ierland, als een hub fungeerde voor de verspreiding van het Ierse gedachtegoed op het continent.
Meeder verdeelt het boek in twee delen, waarin hij eerst ingaat op de zogenoemde Ierse identiteit van het klooster van Sankt Gallen en de identiteit van de mensen die Ierse kennis naar het klooster brachten. Het tweede deel richt zich op de overlevering van Ierse teksten in dit klooster.
De basis voor de relatie tussen Sankt Gallen en Ierland ligt in de patroonheilige van het klooster, Gallus, een leerling van Columbanus. In het eerste hoofdstuk bestudeert Meeder de heiligenlevens die als basis dienen voor de contemporaine kennis over deze heilige en het belang van zijn Ierse identiteit. Hij komt tot de conclusie dat er in deze teksten niet zoveel aandacht is voor de Ierse identiteit van Gallus als eerder werd aangenomen. Hoewel deze conclusie terecht is naar aanleiding van het gebruikte materiaal, had een excursie naar het liturgische materiaal over Gallus kunnen dienen ter ondersteuning van deze conclusie.
Uit hoofdstuk twee en drie blijkt hoe complex de middeleeuwse Ierse cultuur in Sankt Gallen was. Zoals bij veel lokale en regionale heiligen kwamen de meeste pelgrims uit de regio. Aantekeningen in handschriften en oorkonden laten zien dat de Ierse geleerden in Sankt Gallen deel uitmaakten van een netwerk van kloosters op het continent, en dus niet alleen verbonden waren met hun Ierse achtergrond. Zij namen niet alleen ‘Ierse’ kennis mee, maar vooral ook continentale kennis. Bovendien blijkt na bestudering van de uit het klooster overgeleverde lijst met boeken in Iers schrift, dat de inhoud van de boeken die pelgrims meenamen uit Ierland niet altijd door de monniken werd gewaardeerd en bestudeerd.
Het tweede deel van het boek is wat specialistischer en gaat in op een aantal teksten die in Sankt Gallen beschikbaar waren en een Ierse oorsprong hadden. De XII Abusiuis Saeculi, de Collectio canonum Hibernensis, exegetische teksten en boeteboeken vormen de basis van dit deel. De auteur bestudeert de verbanden tussen deze teksten en de handschriften zoals deze zijn overgeleverd in Sankt Gallen en daarbuiten. Meeder legt uit dat er in Sankt Gallen zeker interesse was in deze teksten, maar dat het voor de monniken in het klooster niet altijd duidelijk was dat deze teksten een specifiek Ierse oorsprong hadden, of dat er sprake was van desinteresse in deze Ierse oorsprong. Er waren bovendien sterke banden met versies van deze teksten uit andere regio’s op het continent.
Het boek is helder geformuleerd en overzichtelijk gestructureerd, waardoor de argumentatie voor iedereen goed te volgen is. Meeder geeft solide argumenten om het beeld van een continue Ierse invloed in Sankt Gallen te nuanceren en geeft daarbij een inkijkje in de problematiek die een term als ‘Iers’ met zich meebrengt als het gaat om de identiteit van een klooster. Hij laat daarbij de complexiteit van de intellectuele connecties tussen verschillende centra in de negende eeuw goed zien. Zijn conclusies zijn niet altijd in steen gebeiteld, wat blijk geeft van de onzekerheid die deze complexiteit met zich meebrengt. Dit academische werk past goed in de huidige trend onder historici van de vroege middeleeuwen om op zoek te gaan naar de kennisnetwerken tussen kloosters en religieuze centra onderling. Dergelijke netwerken waren vaak gericht op persoonlijke relaties tussen de verschillende centra en niet gebaseerd op een historische connectie. Meeder onderschrijft dit principe door te laten zien dat het niet per se Ierse pelgrims waren die Ierse kennis meebrachten terwijl ze het graf van de heilige Gallus bezochten, maar dat deze kennis vaak via-via het klooster bereikte.