Title (EN): Cú Chulainn on the Japanese stage
Abstract
(EN):
William Butler Yeats’s one-act play At the Hawk's Well (1916) was famously inspired by Japanese traditional Noh theatre in its use of dance, music, and especially masks. It is therefore particularly interesting that this play, featuring as it does an encounter between the classical Irish hero Cú Chulainn and the hawk-like guardian of a magic well, has seen several translations into Japanese, as adaptations into modern Noh form. Indeed, it is these translated forms of this play that are performed more frequently by far than Yeats’s original composition. This article presents an overview of this phenomenon, alongside a brief discussion of some of the background of the original play's composition, with particular focus on a number of new productions that weave together Japanese and Western influences, forming part of an ever-evolving flow of new adaptations of this play.
Het theaterseizoen van 2019–2020 is om meerdere redenen bijzonder geweest en niet in het minst vanwege een aantal nieuwe producties. Een voorbeeld van zo’n nieuwe productie is de opera Ritratto, door William Jeths (de Nederlandse Componist des Vaderlands, 2014–2016), die in de Nationale Opera Amsterdam digitaal in première ging op 25 maart 2020.[1]n. 1 https://www.operaballet.nl/en/opera/2019-2020/show/ritratto (geraadpleegd op 25 juli 2020). Van bijzonder belang voor de lezers van Kelten is echter een andere productie en wel een ballet dat eerder in het seizoen in Parijs in première ging. In september 2019 vond in de Parijse Opera, in het Palais Garnier, namelijk de eerste voorstelling plaats van een nieuwe versie van het toneelstuk At the hawk’s well, oorspronkelijk geschreven in 1916 door de Ierse Nobellaureaat en dichter William Butler Yeats.[2]n. 2 https://www.operadeparis.fr/en/season-19-20/ballet/hiroshi-sugimoto-william-forsythe (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Het originele toneelstuk is een eenakter en gaat over de interactie tussen de Ierse held Cú Chulainn, een oude man en de bewaker van een magische bron. Het water van deze bron staat erom bekend de drinker ervan het eeuwige leven te geven, maar slechts zelden omhoog te borrelen, en de oude man wacht al vijftig jaar bij deze bron als Cú Chulainn aan het begin van dit toneelstuk bij de bron aankomt. Het water wordt bewaakt door de 'Guardian of the Well', een magisch wezen dat in een havik blijkt te kunnen veranderen. Dit wezen leidt Cú Chulainn op een cruciaal moment met een dans af, waardoor de held het moment waarop het water eindelijk weer binnen bereik komt, mist.
Afbeelding 1: Cú Chulainn in At the hawk’s well, uit: Yeats, William Butler, Four plays for dancers (Londen 1921) 15.
De nieuwste versie van At the hawk’s well is gemaakt en geregisseerd door de Japanse architect en fotograaf Sugimoto Hiroshi 杉本博司.[3]n. 3 Het is gebruikelijk in Japan de achternaam eerst te geven en dat is ook altijd het geval als een Japanse naam in kanji is geschreven. In westerse publicaties worden de namen van Japanse auteurs vaak volgens westerse gewoonte met voornaam + achternaam weergegeven. Om verwarring te voorkomen, zal ik in dit artikel de Japanse gewoonte volgen, met uitzondering van bibliografische gegevens voor westerse publicaties, en in alle gevallen de achternaam in kleinkapitalen geven voor alle Japanse en westerse namen. Ik geef ook altijd in de tekst de bijbehorende Japanse karakters voor persoonsnamen en titels van toneelstukken. Voor deze gloednieuwe productie, die op meerdere tradities stoelt, werd de choreografie door Alessio Silverstrin ontworpen en de muziek door Ikeda Ryoji 池田亮司 gecomponeerd. Er zijn meerdere officiële clips van deze productie te zien op het YouTube-kanaal van Opéra national de Paris.[4]n. 4 https://www.youtube.com/user/operanationaldeparis (geraadpleegd op 27 juli 2020). Eén van de meest indrukwekkende van deze clips is een scène uit het ballet die bijna als een scène uit een Nō-spel 能 (in het Engels ook vaak als Noh geschreven) beschouwd kan worden.[5]n. 5 https://www.youtube.com/watch?v=yx9FuKnTtGc (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Nō-spel is een klassieke vorm van Japans theater waarin muziek en performatieve dans een belangrijke rol spelen. Deze theatervorm is ook bijzonder beroemd om zijn kenmerkende maskers. De gelijkenis van deze Parijse voorstelling met dit klassieke Japanse theaterformat is geen toeval. De verbanden tussen At the hawk’s well en de Japanse theatertraditie van Nō zijn talrijk, en vanaf het ontstaan van dit toneelstuk aanwezig. Deze nieuwste voorstelling is dan ook alleen maar een nieuwe set noten die is toegevoegd aan een complexe, steeds evoluerende symfonie van adaptaties.[6]n. 6 De culturele uitwisseling tussen Ierland en Japan in de twintigste eeuw is het onderwerp van HART, Aoife Assumpta, Ancestral recall: Celtic revival and Japanese modernism (Montreal 2016). HART beschrijft dit fenomeen als een “muddied but incredibly fertile literary history” (p. 6). De nieuwe producties die in dit artikel beschreven zijn, maken duidelijk dat deze literaire geschiedenis onverminderd verdergaat in de eenentwintigste eeuw.
Het is een welbekend feit dat ook het oorspronkelijke toneelstuk door Nō geïnspireerd was (vooral zichtbaar in het gebruik van maskers en muziek).[7]n. 7 Voor meer informatie over de invloed van Nō op YEATS zie dit interview met SUGIMOTO op Youtube. Deze video is in het Japans, maar is voorzien van Engelse ondertiteling: https://www.youtube.com/watch?v=3Yy2ezq2mOA (geraadpleegd op 25 juli 2020). Zie ook hoofdstuk 6 van HART, Ancestral recall, en ook HOBBY, Diana Poteat, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac. A correspondence: 1916-1938’, ongepubliceerd proefschrift, Rice University (1981) 12 https://scholarship.rice.edu/bitstream/handle/1911/104278/RICE1910.pdf (geraadpleegd op 25 juli 2020). In aanvulling hierop, zie ook bijvoorbeeld TAYLOR, Richard, The drama of W.B. Yeats: Irish myth and the Japanese Nō (New Haven 1976); en het hoofdstuk ‘W. B. Yeats’s poetics in the Noh play’, in HAKUTANI, Yoshinobu, Haiku and modernist poetics (New York 2009) 53-67. Het verhaal is, in het kort, als volgt: in het tweede decennium van de twintigste eeuw had de weduwe van een Amerikaanse geleerde een jonge landgenoot gevraagd om de aantekeningen van haar echtgenoot te ordenen en eventueel te publiceren. Haar echtgenoot was Ernest Francisco Fenollosa (1853–1908) en hij had een grote hoeveelheid aantekeningen over Japanse cultuur, literatuur en kunst nagelaten. De jongeman was niemand anders dan Ezra Pound (1885–1972), die later beroemd zou worden om zijn poëzie.[8]n. 8 FANG, Achilles, ‘Fenollosa and Pound’, Harvard Journal of Asiatic Studies 20 (1957) 213-238: 214. Pound publiceerde daarna Fenollosas werk en het eerste boek, dat in 1916 verscheen, was ‘Noh’, or accomplishment: a study of the classical stage of Japan.[9]n. 9 https://archive.org/details/nohoraccomplish00poungoog (geraadpleegd op 28 juli 2020). Pound was destijds ook de secretaris van Yeats, die op dat moment geïnteresseerd was in vergelijkend onderzoek tussen de volksverhalen uit Ierland en de rest van de wereld.[10]n. 10 HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 8-10. In de loop van de tijd, en als direct resultaat van het lezen van Fenollosas onderzoek, raakten Yeats en Pound allebei geïnteresseerd in Japanse podiumkunsten, en in Nō in het bijzonder. Het was POUND aan wie Yeats At the hawk’s well dicteerde in 1916 (hetzelfde jaar als de publicatie het boek van Pound en Fenollosa over Nō).[11]n. 11 HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 10. De première was ook in 1916, met maskers die geïnspireerd waren door traditionele Japanse Nō-maskers.[12]n. 12 De online tentoonstelling over W. B. Yeats, ‘The life and works of William Butler Yeats’ door de National Library of Ireland bevat twee maskers die gebaseerd zijn op de originele die werden ontworpen door Edmund DULAC (1882–1953) voor de première van At the hawk’s well. Deze tentoonstelling is te vinden op hun website: https://www.nli.ie/yeats/main.html (geraadpleegd op 27 juli 2020). Voor meer informatie over de samenwerking tussen YEATS en DULAC, zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’.
Afbeelding 2: Eerste pagina van‘Noh’, or accomplishment van Fenollosa en Pound.
De choreografie voor de première en de eerste ensceneringen in Engeland en de VS werden door Ito Michio 伊藤道郎(1893–1961))gecreëerd. Ito was dan ook de eerste danser ooit die de rol van 'Guardian of the Well' in dit toneelstuk mocht interpreteren.[13]n. 13 Een korte samenvatting met een beschrijving van het ontwerp, de cast, en de geschiedenis van de ontmoeting tussen YEATS en ITO door Ezra POUND is te vinden in de korte introductie tot het toneelstuk van RAINEY, Lawrence (red.), Modernism. An anthology (Malden en Oxford 2005) 351. Zie ook HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 12. Omdat hij geen Nō-danser was en nooit in die traditie was getraind, was de choreografie geen echte Nō-choreografie, maar eerder een nieuwe creatie van moderne (en veeleer modernistische) dans.[14]n. 14 Voor meer informatie, zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 9-10. Zie ook de beschrijving in CALDWELL, Helen, Michio Ito. The dancer and his dances (Berkeley, Los Angeles en Londen 1977) 44-54. De Universiteit Waseda (早稲田大学 Waseda Daigaku) in Tokio heeft het digitale archief met materialen over ITO Michio beschikbaar gesteld op de website archive.waseda.jp (geraadpleegd op 25 juli 2020). Uit alle andere dansers die deze rol in latere jaren gespeeld hebben, moet nog minstens één welbekende naam genoemd worden: die van misschien de beroemdste danseres van de twintigste eeuw, Ninette de Valois (1898–2001), geboren in Ierland als Edris Stannus en voorbestemd later de oprichter en artistiek directeur van de Royal Ballet te worden.[15]n. 15 Zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 39-40. Voor meer informatie over DE VALOIS, zie bijvoorbeeld haar pagina op de Royal Opera House website http://www.roh.org.uk/people/ninette-de-valois (geraadpleegd op 25 juli 2020). DE VALOIS is een van de vrouwen wier verhaal te zien is in de nieuwe RTÉ serie Herstory: Ireland's epic women (2020); zie https://www.rte.ie/culture/herstory/ (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Het Parijse ballet uit 2019 is niet de enige enscenering van een versie van At the hawk’s well in de eenentwintigste eeuw en het was ook niet Sugimotos eerste treffen met het toneelstuk. Tijdens Sugimotos tentoonstelling 時間の終わり‘End of time’ (17 september 2005 – 9 januari 2006) in 2005 in het Mori Art Museum (森美術館) op de 53e verdieping van de Mori Tower in Tokio, was er een bijzondere enscenering van het Nō-spel 「鷹姫」(Takahime = De havikprinses), een Japanse adaptatie van At the hawk’s well.[16]n. 16 Voor de Engelstalige versie van de officiële website van deze tentoonstelling, zie https://www.mori.art.museum/english/contents/sugimoto/index.html (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor informatie over het Nō-spel dat deel was van de tentoonstelling, zie https://www.mori.art.museum/english/contents/sugimoto/nou/index.html (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor meer over De havikprinses als adaptatie van At the hawk’s well, zie bijvoorbeeld ČAPKOVÁ, Helena, ‘The hawk princess at the hawk’s well: Neo-Noh and the idea of a universal Japan’, in ASHBY Charlotte, Grace BROCKINGTON, Daniel LAQUA en Sarah Victoria TURNER (red.), Imagined Cosmopolis Internationalism and Cultural Exchange, 1870s–1920s (2019) 409-428, en de geciteerde literatuur in de noten hieronder.
'De havikprinses' is de latere van de door Yokomichi Mario 横道萬里雄 (1916–2012) gecreëerde Nō-adaptaties van het oorspronkelijke toneelstuk. Yokomichi, die in 2011 de titel ‘Persoon van Culturele Verdienste’ (文化功労者 bunka kōrōsha) kreeg van de Japanse regering, maakte twee adaptaties van het toneelstuk: eerst in 1949 met「鷹の泉」'De haviksbron' en daarna nog een keer met een nieuw Nō-spel in 1967, genaamd「鷹姫」'De havikprinses' (of 'De havikvorstin').[17]n. 17 Het moet opgemerkt worden dat de adaptatie van 1949 niet de eerste Japanse versie van At the hawk’s well was. De eerste voorstelling van een Japanse vertaling van dit toneelstuk was 鷹の井戸, geproduceerd door ITO Michio in Tokio in 1939; zie ČAPKOVÁ, ‘The hawk princess at the hawk’s well’: 423–425, met afbeeldingen uit de voorstelling uit 1939 op pagina 424. De eerste van de twee voorstellingen is niet vaak opgevoerd, maar de tweede is volgens Nō-specialist Nishino Haruo 西野 春雄 de meest opgevoerde van de ‘Nieuwe Nō’(新作能 shinsaku nō) toneelstukken, met meer dan 40 voorstellingen tussen 1967 en 2013.[18]n. 18 Sinds de première in 1949 werd de eerste voorstelling van de twee slechts drie keer opgevoerd: in 1950, 1952, en 2004; 西野 春雄「能になった西洋の詩・戯曲」お茶の水女子大学比較日本学教育研究センター研究年報 [NISHINO Haruo ‘Nō ni natta seiyō no shi / gikyoku’ = ‘Noh based on western poetry and drama’, in: Ochanomimzu Joshi Daigaku Hikaku Nihongaku Kyōiku Kenkyū Senta Kenkyu Nenhō] 9 (2013) 19-29: 21 https://ci.nii.ac.jp/naid/120005285757 (geraadpleegd op 27 juli 2020).
‘Nieuwe Nō’, in het Japans 新作能 Shinsaku Nō genaamd, is een term voor na de Meiji-periode geschreven Nō-toneelstukken.[19]n. 19 明治時代 Meiji Jidai, 1868–1912, de tijdsperiode die begon met het herstel van de macht van de Japanse keizer en eindigde met de dood van Keizer Meiji. Binnen deze categorie vallen ook meerdere vertalingen en adaptaties uit het westerse theater (ook opera en ballet), inclusief Shakespeare en ook Yeats (het toneelstuk dat hier wordt besproken). Samen met een andere traditionele theaterkunstvorm, Kyōgen (狂言, korte komische toneelstukken, oorspronkelijk ontworpen voor pauzes in lange en meestal tragische Nō-spelen), vormt Nō een belangrijke categorie van Japans theater, bekend onder de naam Nōgaku (能楽).[20]n. 20 Meer informatie over Nogaku is beschikbaar op de website van het Japanese Performing Arts Research Consortium (JPARC) https://jparc.online/nogaku/ (geraadpleegd op 28 juli 2020). Dit is in 2008 door UNESCO toegevoegd aan de representatieve lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid. Nōgaku is, net als de westerse opera, een klassieke vorm van kunst die nog steeds in ontwikkeling is.[21]n. 21 Zie ook de informatie op de website van UNESCO https://ich.unesco.org/en/RL/nogaku-theatre-00012 (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor een introductie tot Nōgaku, Nō and Kyōgen, zie de website van de Japan Arts Council https://www2.ntj.jac.go.jp/unesco/noh/en/index.html (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Afbeelding 3: Het podium van een Nō-toneelstuk, foto door Natalia Petrovskaia © 2018[22]n. 22 In Japan kunnen Nō-toneelstukken worden opgevoerd op tijdelijke podia voor boeddhistische tempelgebouwen. Op de foto staat het podium voor de 深大寺 Jindaiji tempel in Tokio klaar voor het klassieke Nō-toneelstuk 羽衣 Hagoromo 'Veermantel'.
Met betrekking tot de Nō-versie van At The hawk’s well uit 1949 schrijft Komesu Okifumi : ‘[this] is not a slavish translation of Yeats’s original work, just as Yeats’s play was not a slavish imitation of the Noh model. In fact, Yeats’s play undergoes such drastic metamorphosis that it is doubtful whether we may call the Japanese version a translation’.[23]n. 23 KOMESU Okifumi, ‘At the hawk’s well and Taka No Izumi in a “Creative circle”’, Yeats Annual No. 5. (1987), 103-113: 104. Zo is Cú Chulainn (aan wie in de Japanse Nō-versie de kanji 空賦麟wordt gegeven), bijvoorbeeld niet meer het hoofdpersonage in de Nō-versie.[24]n. 24 Ibid. Wanneer een Japanse tekst over de Ierse middeleeuwse legenden gaat, zijn de namen in katakana gegeven, het speciale Japanse schrift voor buitenlandse woorden. De naam van Cú Chulainn kan in de Nō echter wel in kanji (Chinese letters) weergegeven worden, waarschijnlijk omdat de literatuurvorm van Nō inheems is en daarom de namen van alle personages in kanji geschreven worden. Het moet echter opgemerkt worden dat dit gek genoeg niet (meer) zo is bij de nieuwe Nō-versies van Shakespeares Macbeth of Othello (allebei door IZUMI Noriko 泉 紀子). De Nō Macbeth van 2006 is te zien in het Global Shakespeares Video and Performance Archive van MIT https://globalshakespeares.mit.edu/noh-macbeth-izumi-noriko-2006/ (geraadpleegd op 28 juli 2020).
Het zijn niet alleen maar deze Nō-versies die in Japanse theaters worden vertoond. Weer een andere vertaling van het toneelstuk, met de titel 「鷹の井戸」 (Taka no Ido = The hawk’s well) werd in juni 2010 in het nationale Nō-theater van Tokio (opgericht in 1983) gepresenteerd.[25]n. 25 NOMURA Mansai 野村萬斎 (die de rol van Cú Chulainn in de voorstelling in het Mori Museum had gespeeld) was bij deze productie betrokken. Dit was geen nieuwe Nō-adaptatie, maar een enscenering van het oorspronkelijke toneelstuk in Japanse vertaling met een geheel nieuwe choreografie. De dans was een fusie van dans in de Nō-traditie, ballet en moderne dans, en resulteerde uit een samenwerking tussen Nō-acteur Umewaka Rokuro de 56ste 五十六世 梅若六郎, de Chinese balletster Tan Yuan Yuan 谭元元 en de Japanse moderne danser Moriyama Kaiji 森山開次. Hier is het noodzakelijk een korte opmerking over de namen van een van deze artiesten toe te voegen: de naam van een artiest in traditioneel Japans theater of in een andere kunstvorm kan tijdens zijn leven meermaals veranderen. Umewaka Rokuro werd in 2009 de naam Umewaka Genshō 梅若玄祥 gegeven en in 2014 de Levende Nationale Schat (人間国宝 Ningenkokuhō). In februari van 2018 erfde hij de naam Umewaka Minoru 梅若実 (de vierde van die naam).[26]n. 26 De erfenis van een professionele naam, bekend als 襲名 shōmei, is eigen aan de Japanse traditionele (podium)kunsten. Het is van bijzonder belang in de context van dit artikel dat de eerste van de naam Umewaka Minoru I 梅若実 (初世) (1828–1909) ook bekendstond als Umewaka Rokuro de 52e 五十二世梅若六郎 en de leraar (Nō-meester) van dezelfde Ernest Fenollosa was wiens notities over Nō de interesse voor Japans theater in Pound en Yeats wekten. Als een lezer het voorgenoemde boek van Fenollosa en Pound, ‘Noh’, or accomplishment, opent, wordt hij of zij op de titelpagina begroet door een portret van Umewaka (de eerste). Umewaka's naam is dan ook op meerdere manieren verbonden met de geschiedenis van At the hawk’s well.
Het contrast tussen de zeldzaamheid van westerse versies van At the hawk’s well en de enorme frequentie aan adaptaties (als vertalingen van het oorspronkelijke toneelstuk, Nō-adaptaties, of nieuwe adaptaties) op de Japanse podia is enorm.[27]n. 27 In aanvulling op de lijst van Nō-adaptaties en vertalingen die in dit artikel genoemd worden, is er ook een Japanse opera-adaptatie「鷹の泉」Taka no izumi = Haviksbron, gemaakt in 1957; zie ČAPKOVÁ, ‘The hawk princess at the hawk’s well’: 425. Er bestaan zelfs zoveel voorstellingen van verschillende versies van dit toneelstuk in Japan in de laatste decennia dat het onmogelijk is ze allemaal hier te benoemen.[28]n. 28 Er blijkt een volledige lijst van de voorstellingen van YOKOMICHIS twee adaptaties gepubliceerd te zijn in 羽田 昶「 新作能<鷹姫><鷹の泉>上演記録」楽劇学 25 (2018) 45-54 [HATA Hisashi, ‘Shinsaku nō “Takahime” “Taka no Izumi” Jōen Kiroku’ = ‘New Noh “Hawk princess” and “Hawk’s well”. Register of performances’, in: Gakugeki gaku] maar ik heb deze publicatie niet kunnen inzien. Naast de al genoemde voorstellingen, kunnen voor Yokomichis versie van de De havikpinses uit 1967 nog zeker drie afzonderlijke vertoningen genoemd worden uit de afgelopen drie jaar. In 2017 werd het opgevoerd door de Kyoto Kanze Association (京都観世) ter viering van het 50-jarig bestaan van deze Nō-adaptatie, daarna in 2018 in het Setagaya Public Theatre (世田谷パブリックシアター) in Tokio, met artistieke leiding van (en in de hoofdrol) Nomura Mansai, en weer in 2019 door het Rohm Theatre (ook in Kyoto).[29]n. 29 Voor de laatste, zie https://rohmtheatrekyoto.jp/en/event/49329/. Informatie over de eerste heb ik gevonden op de website van de Yeats Society of Japan http://the-yeats-society-of-japan.jp (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor de voorstelling in Setagaya, zie https://setagaya-pt.jp/performances/201806kyougen.html (geraadpleegd 25 op juli 2020). Er vond daarnaast nog een andere voorstelling plaats in 2019, ook van De havikprinses, die waarschijnlijk ook afgeleid is van de versie uit 1967, door Yokosuka Noh (横須賀能) in de Yokosuka Arts Theatre, Tokio (横須賀芸術劇場 Yokosuka geijutu gekijō).[30]n. 30 De auteur van de adaptatie wordt niet op de website vermeld; zie http://www.yokosuka-arts.or.jp/performance/detail/?id=503 (geraadpleegd op 25 juli 2020). Deze voorstelling werd door Kanze Yoshimasa 観世喜正 geproduceerd en had Kanze zelf in de hoofdrol, met wederom Nomura Mansai in de rol van Cú Chulainn.
Deze lijst is vrijwel zeker niet compleet, maar is hopelijk illustratief. Het is duidelijk dat het toneelstuk van Yeats heel populair was in Japan aan het begin van de eenentwintigste eeuw, een eeuw nadat het oorspronkelijke stuk geschreven werd. Ter conclusie van dit korte overzicht van Cú Chulainns succes op Japanse podia, moet nog één belangrijke recente voorstelling benoemd worden met een indrukwekkende fusie tussen Japanse en Keltische elementen. De voorstelling uit 2017, die aangeprezen wordt op Engelstalig promotiemateriaal met de woorden ‘Celtic Noh’ en in het Japans met de titel 「鷹姫」 Havikprinses, had in de hoofdrol de Levende Nationale Schat Umewaka Genshō 梅若玄祥 (hierboven geïntroduceerd) samen met het Keltische ensemble Anúna (oorspronkelijk An Uaithne).[31]n. 31 Deze informatie komt van de Engelstalige pagina van de productie op de website van de Arts Council Tokyo https://www.artscouncil-tokyo.jp/en/events/12439/ (geraadpleegd op 27 juli 2020). Voor een bespreking van het concept ‘Celtic Noh’, zie ook HART, Ancestral recall: 328-330. Deze aangrijpende voorstelling vond plaats in de Bunkamura Orchard Hall in Tokio en kan in zijn geheel op YouTube worden bekeken.[32]n. 32 https://www.youtube.com/watch?v=qFLGwPWr3pE (geraadpleegd op 27 juli 2020).
Hart schreef over de literatuur van het begin van de twintigste eeuw en de Celtic Revival dat “The Celtic Revival, also called the Irish Renaissance, challenged a global audience with its dedication to the local and particular of Irish historical formation of cultural resistance, but one also potentially translatable into, or representative within, transnational contexts of modernity. Far from being a nativist retreat into some dreamy Celtic past, the transnational dynamic of the Celtic Revival represents an attempt to establish a conversation with tradition that can exist across the transnational contexts of modernity.”[33]n. 33 HART, Ancestral recall: 8. Deze observaties kunnen ook van toepassing zijn op het beschrijven de Japanse receptie van At the hawk’s well aan de begin van de eenentwintigste eeuw. Deze ‘transnationale contexten van moderniteit’ zijn een kenmerk van de nieuwe voorstellingen en adaptaties van dit toneelstuk en het is nu onmogelijk te onderscheiden in welke richting de artistieke invloed gaat. In zijn al geciteerde artikel uit 1987 beschrijft Kometsu Okifumi het proces van re-adaptatie van het toneelstuk van Yeats in Japan als een ‘Creative circle’. Het lijkt me wel dat in de nieuwste voorstellingen van verschillende versies van dit toneelstuk, inclusief de internationale samenwerkingen, zoals die van de Opera Garnier en de ‘Celtic Noh’, deze ‘Creative circle’ wordt verweven en geknoopt in een nieuwe structuur die ook wel ‘Creative interlace’ kan worden genoemd. [34]n. 34 Er is veel meer te zeggen over deze ‘interlace’ van wederzijdse invloed in relatie tot andere Ierse en Japanse literaire werken. Zie bijvoorbeeld Japanse elementen in wat een verwijzing naar Nō schijnt te zijn in Finnegan’s wake in Eishiro ITO, ‘“United States of Asia: James Joyce and Japan”’, in BROWN, Richard (red.), A companion to James Joyce (Chichester 2011) 193-203: 202. Zie ook Eishiro ITO, ‘Reconciliation between Joyce and Yeats at the Noh theatre’, 総合政策 = Journal of Policy Studies 18 (2017) 89-101, https://core.ac.uk/download/pdf/229830081.pdf (geraadpleegd op 27 juli 2020); vooral voor de bespreking van JOYCES gebruik van het woord noh in Finnegan’s wake (p. 96).
Eindnoten
Het is gebruikelijk in Japan de achternaam eerst te geven en dat is ook altijd het geval als een Japanse naam in kanji is geschreven. In westerse publicaties worden de namen van Japanse auteurs vaak volgens westerse gewoonte met voornaam + achternaam weergegeven. Om verwarring te voorkomen, zal ik in dit artikel de Japanse gewoonte volgen, met uitzondering van bibliografische gegevens voor westerse publicaties, en in alle gevallen de achternaam in kleinkapitalen geven voor alle Japanse en westerse namen. Ik geef ook altijd in de tekst de bijbehorende Japanse karakters voor persoonsnamen en titels van toneelstukken.
De culturele uitwisseling tussen Ierland en Japan in de twintigste eeuw is het onderwerp van HART, Aoife Assumpta, Ancestral recall: Celtic revival and Japanese modernism (Montreal 2016). HART beschrijft dit fenomeen als een “muddied but incredibly fertile literary history” (p. 6). De nieuwe producties die in dit artikel beschreven zijn, maken duidelijk dat deze literaire geschiedenis onverminderd verdergaat in de eenentwintigste eeuw.
Voor meer informatie over de invloed van Nō op YEATS zie dit interview met SUGIMOTO op Youtube. Deze video is in het Japans, maar is voorzien van Engelse ondertiteling:
https://www.youtube.com/watch?v=3Yy2ezq2mOA (geraadpleegd op 25 juli 2020). Zie ook hoofdstuk 6 van HART,
Ancestral recall, en ook HOBBY, Diana Poteat, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac. A correspondence: 1916-1938’, ongepubliceerd proefschrift, Rice University (1981) 12
https://scholarship.rice.edu/bitstream/handle/1911/104278/RICE1910.pdf (geraadpleegd op 25 juli 2020). In aanvulling hierop, zie ook bijvoorbeeld TAYLOR, Richard,
The drama of W.B. Yeats: Irish myth and the Japanese Nō (New Haven 1976); en het hoofdstuk ‘W. B. Yeats’s poetics in the Noh play’, in HAKUTANI, Yoshinobu,
Haiku and modernist poetics (New York 2009) 53-67.
FANG, Achilles, ‘Fenollosa and Pound’, Harvard Journal of Asiatic Studies 20 (1957) 213-238: 214.
HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 8-10.
HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 10.
De online tentoonstelling over W. B. Yeats, ‘The life and works of William Butler Yeats’ door de National Library of Ireland bevat twee maskers die gebaseerd zijn op de originele die werden ontworpen door Edmund DULAC (1882–1953) voor de première van
At the hawk’s well. Deze tentoonstelling is te vinden op hun website:
https://www.nli.ie/yeats/main.html (geraadpleegd op 27 juli 2020). Voor meer informatie over de samenwerking tussen YEATS en DULAC, zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’.
Een korte samenvatting met een beschrijving van het ontwerp, de cast, en de geschiedenis van de ontmoeting tussen YEATS en ITO door Ezra POUND is te vinden in de korte introductie tot het toneelstuk van RAINEY, Lawrence (red.), Modernism. An anthology (Malden en Oxford 2005) 351. Zie ook HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 12.
Voor meer informatie, zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 9-10. Zie ook de beschrijving in CALDWELL, Helen,
Michio Ito. The dancer and his dances (Berkeley, Los Angeles en Londen 1977) 44-54. De Universiteit Waseda (早稲田大学 Waseda Daigaku) in Tokio heeft het digitale archief met materialen over ITO Michio beschikbaar gesteld op de website
archive.waseda.jp (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Zie HOBBY, ‘William Butler Yeats and Edmund Dulac’: 39-40. Voor meer informatie over DE VALOIS, zie bijvoorbeeld haar pagina op de Royal Opera House website
http://www.roh.org.uk/people/ninette-de-valois (geraadpleegd op 25 juli 2020). DE VALOIS is een van de vrouwen wier verhaal te zien is in de nieuwe RTÉ serie
Herstory: Ireland's epic women (2020); zie
https://www.rte.ie/culture/herstory/ (geraadpleegd op 25 juli 2020).
Voor de Engelstalige versie van de officiële website van deze tentoonstelling, zie
https://www.mori.art.museum/english/contents/sugimoto/index.html (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor informatie over het Nō-spel dat deel was van de tentoonstelling, zie
https://www.mori.art.museum/english/contents/sugimoto/nou/index.html (geraadpleegd op 25 juli 2020). Voor meer over
De havikprinses als adaptatie van
At the hawk’s well, zie bijvoorbeeld ČAPKOVÁ, Helena, ‘The hawk princess at the hawk’s well: Neo-Noh and the idea of a universal Japan’, in ASHBY Charlotte, Grace BROCKINGTON, Daniel LAQUA en Sarah Victoria TURNER (red.),
Imagined Cosmopolis Internationalism and Cultural Exchange, 1870s–1920s (2019) 409-428, en de geciteerde literatuur in de noten hieronder.
Het moet opgemerkt worden dat de adaptatie van 1949 niet de eerste Japanse versie van At the hawk’s well was. De eerste voorstelling van een Japanse vertaling van dit toneelstuk was 鷹の井戸, geproduceerd door ITO Michio in Tokio in 1939; zie ČAPKOVÁ, ‘The hawk princess at the hawk’s well’: 423–425, met afbeeldingen uit de voorstelling uit 1939 op pagina 424.
Sinds de première in 1949 werd de eerste voorstelling van de twee slechts drie keer opgevoerd: in 1950, 1952, en 2004; 西野 春雄「能になった西洋の詩・戯曲」お茶の水女子大学比較日本学教育研究センター研究年報 [NISHINO Haruo ‘
Nō ni natta seiyō no shi / gikyoku’ = ‘Noh based on western poetry and drama’, in:
Ochanomimzu Joshi Daigaku Hikaku Nihongaku Kyōiku Kenkyū Senta Kenkyu Nenhō] 9 (2013) 19-29: 21
https://ci.nii.ac.jp/naid/120005285757 (geraadpleegd op 27 juli 2020).
明治時代 Meiji Jidai, 1868–1912, de tijdsperiode die begon met het herstel van de macht van de Japanse keizer en eindigde met de dood van Keizer Meiji.
Meer informatie over Nogaku is beschikbaar op de website van het Japanese Performing Arts Research Consortium (JPARC)
https://jparc.online/nogaku/ (geraadpleegd op 28 juli 2020).
In Japan kunnen Nō-toneelstukken worden opgevoerd op tijdelijke podia voor boeddhistische tempelgebouwen. Op de foto staat het podium voor de 深大寺 Jindaiji tempel in Tokio klaar voor het klassieke Nō-toneelstuk 羽衣 Hagoromo 'Veermantel'.
KOMESU Okifumi, ‘At the hawk’s well and Taka No Izumi in a “Creative circle”’, Yeats Annual No. 5. (1987), 103-113: 104.
Ibid. Wanneer een Japanse tekst over de Ierse middeleeuwse legenden gaat, zijn de namen in
katakana gegeven, het speciale Japanse schrift voor buitenlandse woorden. De naam van Cú Chulainn kan in de Nō echter wel in
kanji (Chinese letters) weergegeven worden, waarschijnlijk omdat de literatuurvorm van Nō inheems is en daarom de namen van alle personages in
kanji geschreven worden. Het moet echter opgemerkt worden dat dit gek genoeg niet (meer) zo is bij de nieuwe Nō-versies van Shakespeares
Macbeth of
Othello (allebei door IZUMI Noriko 泉 紀子). De Nō
Macbeth van 2006 is te zien in het Global Shakespeares Video and Performance Archive van MIT
https://globalshakespeares.mit.edu/noh-macbeth-izumi-noriko-2006/ (geraadpleegd op 28 juli 2020).
NOMURA Mansai 野村萬斎 (die de rol van Cú Chulainn in de voorstelling in het Mori Museum had gespeeld) was bij deze productie betrokken.
De erfenis van een professionele naam, bekend als 襲名 shōmei, is eigen aan de Japanse traditionele (podium)kunsten.
In aanvulling op de lijst van Nō-adaptaties en vertalingen die in dit artikel genoemd worden, is er ook een Japanse opera-adaptatie「鷹の泉」Taka no izumi = Haviksbron, gemaakt in 1957; zie ČAPKOVÁ, ‘The hawk princess at the hawk’s well’: 425.
Er blijkt een volledige lijst van de voorstellingen van YOKOMICHIS twee adaptaties gepubliceerd te zijn in 羽田 昶「 新作能<鷹姫><鷹の泉>上演記録」楽劇学 25 (2018) 45-54 [HATA Hisashi, ‘Shinsaku nō “Takahime” “Taka no Izumi” Jōen Kiroku’ = ‘New Noh “Hawk princess” and “Hawk’s well”. Register of performances’, in: Gakugeki gaku] maar ik heb deze publicatie niet kunnen inzien.
Deze informatie komt van de Engelstalige pagina van de productie op de website van de Arts Council Tokyo
https://www.artscouncil-tokyo.jp/en/events/12439/ (geraadpleegd op 27 juli 2020). Voor een bespreking van het concept ‘Celtic Noh’, zie ook HART,
Ancestral recall: 328-330.
HART, Ancestral recall: 8.
Er is veel meer te zeggen over deze ‘interlace’ van wederzijdse invloed in relatie tot andere Ierse en Japanse literaire werken. Zie bijvoorbeeld Japanse elementen in wat een verwijzing naar Nō schijnt te zijn in
Finnegan’s wake in Eishiro ITO, ‘“United States of Asia: James Joyce and Japan”’, in BROWN, Richard (red.),
A companion to James Joyce (Chichester 2011) 193-203: 202. Zie ook Eishiro ITO, ‘Reconciliation between Joyce and Yeats at the Noh theatre’, 総合政策 =
Journal of Policy Studies 18 (2017) 89-101,
https://core.ac.uk/download/pdf/229830081.pdf (geraadpleegd op 27 juli 2020); vooral voor de bespreking van JOYCES gebruik van het woord
noh in
Finnegan’s wake (p. 96).