While the symbol of the national harp may be found all over Ireland, e.g. on Irish coins and as a logo for their black beer, there are few Irish people who have ever heard their favourite harp played aloud. In his book on the Trinity College Harp, Brian Manners aims to speak to every Irish person when he says that they should know their language (Modern Irish), their history and their Gaelic harp. The Trinity College Harp, also (inaccurately) known as the Brian Boru Harp, is one of the few surviving such harps. By taking it as an example, Manners attempts to bring the historical world and the music of the Gaelic harp to life and to illustrate the position of the harpist in Ireland. He does so by presenting a lot of history, facets of 'mythology' and interesting facts, all of which are accompanied by beautiful illustrations and colour photos. All in all, it makes for a great book to read if you are interested in the history of European music, or simply in order to have a good story to tell over your pint of Guinness.
Manners, Brian, The Trinity College Harp: Ireland and the most exotic music instrument in the world (Dublin 2017). Dubhlinn Nua Publishing, Engelstalig deel 153 pp., Ierstalig deel119 pp. ISBN 978-1-5272-0875-9, paperback, €22,-.
Toen dit boek in mijn handen terechtkwam, begonnen mijn ogen te glinsteren! Niet alleen door de prachtige, luxe vormgeving met veel kleurenfoto’s en illustraties, maar ook door de combinatie van twee van mijn interessegebieden: Keltische talen en culturen én mijn werk als professioneel harpist met een voorliefde voor middeleeuwse muziek.
Dat ik deze voorliefde deel met schrijver Brian Manners is al snel duidelijk: hij vindt het “bizar” dat maar weinig Ieren de echte klank van hun nationale embleem ooit gehoord hebben. Dat komt omdat nog maar een handjevol mensen deze Gaelische harp kan bespelen. Door de Trinity College Harp onder een vergrootglas te leggen, wil Manners de wereld én de muziek van de Gaelische harp terug tot leven brengen en zo duidelijk maken hoe sterk de harp en de positie van harpist is vergroeid met de Ierse geschiedenis. “This is a cultural story that every Irish person should know”…en iedereen met een interesse in West-Europese muziekgeschiedenis, voegt hij er snel aan toe. Gelukkig, ik had het boek al bijna weer dichtgeklapt. Dat Manners zijn eigen landgenoten op wil voeden, laat hij duidelijk merken.
Het boek begint met een uitleg over wat een Gaelische harp eigenlijk is. Het is namelijk écht een ander instrument dan de alom bekende modern Ierse harp (een eeuw geleden uitgevonden door John Egan). Een Gaelische harp heeft metalen snaren (i.p.v. nylon of darm), de voorpilaar is gebogen (i.p.v. recht) en de klankkast is relatief gezien veel groter. Deze klankkast werd oorspronkelijk gemaakt uit één stuk hout, meestal wilgenhout, dat uitgehold werd. Ik zou daar zelf aan toe willen voegen dat doordat de harp bespannen is met metalen snaren, je hem ook anders bespeelt: namelijk met je nagels, in plaats van met je vingertoppen, wat een geheel andere techniek vereist en ook een heel andere klank voortbrengt. De klank van een Gaelische harp lijkt meer op het geluid van een dulcimer en is dan ook niet te vergelijken met het geluid van de modern Ierse harp.
In de hoofdstukken hierna wordt uitgebreid de samenleving van het laatmiddeleeuwse Ierland beschreven, waarin de harpist inderdaad een zeer belangrijke plek inneemt in de sterk hiërarchische en artistieke cultuur. Veel informatie komt uit de Guide to early Irish law van Fergus Kelly, waar Manners gelukkig vaak naar verwijst in zijn voetnoten.
Het valt mij op dat tussen veel bekend materiaal ook leuke, zelfs voor mij nieuwe, feitjes naar voren komen. Zo legt Manners in hoofdstuk 7 uit hoe het komt dat de Ierse harpisten zo bekend zijn geworden in Europa: in het begin van de zeventiende eeuw veroverden de Tudors Ierland en veel Ierse aristocraten vluchtten Europa in, waardoor veel harpisten in dienst van deze aristocraten een rondzwervend bestaan gingen leiden. Zij klopten aan bij de hoven van Europa en doordat zij zich snel aanpasten aan de moderne tijd, werden zij een daverend succes bij de Europese aristocratie: hun muziek werd een hybride mix van Ierse en Barokmuziek. De bekendste harpist uit deze tijd kennen we allemaal: Toirdhealbhach Ó Cearbhalláin, oftewel Turlough O’Carolan (1670-1738). Dat de muziek van O’Carolan nog steeds springlevend is, kan ik zeker beamen: een paar maanden geleden nog is er een grootst harpproject opgezet om al zijn 213 overgeleverde tunes in te spelen en te bundelen op Youtube. Zoek maar eens op ‘The O’Carolan Project’.
Ook stuit ik af en toe op bijzondere details in het boek: de twee middelste snaren op de Gaelische harpen werden gelijk gestemd, in dezelfde toon. Deze twee snaren werden in het Engels the sister strings genoemd. Het blijkt een arme vertaling, want de Ierse benaming maakt veel duidelijk: comhluighe ‘samenliggen’ (met seksuele connotatie). Het blijkt dat de ene snaar staat voor het mannelijke en de andere voor het vrouwelijke. Hier is een heidens verleden nog sterk merkbaar, zegt Manners. Hij vertelt dat in Gaelisch Ierland de rechterhand voor het mannelijke stond en de linkerhand voor het vrouwelijke. Net als in de kerk, waar de mannen rechts zaten en de vrouwen links. De onderste snaren, de bassnaren, werden dan ook door de rechterhand gespeeld en de bovenste, hoogste snaren door de linkerhand. In het midden kwamen het mannelijke en vrouwelijke dus bij elkaar en waren zij gelijk aan elkaar. Opmerkelijk, want bij eigenlijk alle moderne harpspelers in de wereld wordt nu de rechterhand voor de hoge partij en de linkerhand juist voor de lage partij gebruikt (net als bij de piano). ‘Hoe kan dit?’ vraag ik mij af. Heeft Manners zich per ongeluk vergist en de twee handen omgedraaid, of zijn de handen halverwege de geschiedenis verwisseld van plek?
Ook bespreekt Manners de muzikanten en musicologen die bezig zijn de Gaelische harp weer nieuw leven in te blazen. Er worden replica’s gemaakt, zelfs met gouden snaren (zoals genoemd in enkele mythologische teksten). Een aantal namen wordt genoemd in het boek, maar ik wil jullie vooral wijzen op onze eigen Nederlandse oud-student Keltisch Dimitri Boekhoorn, die tegenwoordig docent is aan de universiteit van Rennes. Hij bespeelt een replica-harp met gouden snaren. Een interview met hem daarover kun je hier lezen.
Na de uitgebreide hoofdstukken over geschiedenis, wordt in de laatste hoofstukken ook kort gesproken over het ogham-alfabet (als een vorm van muzieknotatie) en het mysterieuze ap Huw-manuscript, waarin de oudst genoteerde harpmuziek staat van de Westerse wereld. Dit had voor mij wel wat uitgebreider gemogen. Het hoofdstuk daarna gaat over de rol van de Gaelische harp in de mythologie. Ook dit hoofdstuk is helaas beknopt. Ik had hier graag wat meer over gelezen.
In de addenda wordt uitgebreid ingegaan op de kunst op de Gaelische harpen. Het blijkt dat de harpen niet alleen bedoeld waren om op te spelen, maar ook als kunstwerk, om indruk te maken en om naar te kijken. Veel harpen waren felgekleurd en/of ingelegd met edelstenen.
Als je het boek omdraait, kom je terecht in de Ierse vertaling van de Engelse tekst, getiteld Cláirseach Choláiste na Tríonóide. Het wordt ingeleid met een Engelse tekst waarin wordt uitgelegd waarom het Iers een ver ontwikkelde, zeer expressieve taal is. “Een taal met een van de rijkste geschiedenissen van Europa”. De vertaling en tevens alle illustraties zijn gemaakt door de broer van de schrijver, John Manners. De Ierse tekst is gedrukt in het Gaelische schrift, wat de tekst wel moeilijker leesbaar maakt.
Heel leuk aan dit boek is dat je door het hele boek heen QR-codes kunt scannen met je telefoon of via je computer, waardoor je kunt luisteren naar opnames op replica-harpen en/of video’s kunt kijken met extra uitleg (in Vimeo). Dit maakt het verhaal een stuk minder abstract.
Wat ik leuk vind aan The Trinity College Harp is dat de liefde voor Ierland, de Ierse taal en de Ierse geschiedenis van de tekst afspat. Brian Manners schrijft soms bijna in spreektaal (bijvoorbeeld het vele “So..” en het overmatig gebruik van uitroeptekens), en dat onthult stiekem zijn enthousiasme. De teksten zijn makkelijk leesbaar, ook voor wie geen achtergrond heeft in Ierse geschiedenis of middeleeuwse harpmuziek. De hoofdstukken zijn kort en overzichtelijk. Misschien soms iets te kort en sommige onderwerpen komen uitgebreider aan bod dan andere. De voetnoten aan het eind zijn erg fijn. Ik heb dit boek met veel plezier gelezen! Help, nu wil ik ook een Gaelische harp…