In this year's contribution to our annual column 'My favourite Celt(ic)...', in which participants discuss their favourite Celtic hero, word, manuscript, etc., Rosemarie Koster writes about the Otherworldly cave Oweynagat or Úaimh na gcat (‘Cave of the cats’).
Rosemarie Koster studeerde van 2018-2021 Keltische talen en cultuur in Utrecht. Zij schreef haar afstudeerscriptie over monsters in de Acallam na Senórach. Tijdens haar studie heeft ze zich jarenlang ingezet als secretaris bij studievereniging Asterix en sinds dit jaar is zij actief als bestuurslid voor de Stichting A.G. van Hamel.
Tijdens mijn studie Keltische talen en cultuur, die ik deze zomer heb afgerond, hield ik me het liefst bezig met de Otherworld: de ‘nevenwereld’ of ‘Andere Wereld’ die terug te vinden is in veel Keltische verhalen en waarin het bovennatuurlijke zich manifesteert. Deze wereld loopt soms over in die van ons, en er zijn nogal wat locaties in het huidige Ierland en Wales die bekend staan om het feit dat er zich regelmatig magische verschijnselen hebben voorgedaan. In het kader van het vak Literature Seminar, dat ging over de rol van het landschap in Ierse en Welshe literatuur, wilde ik graag zo’n plek behandelen. In mijn zoektocht naar een geschikt onderwerp luisterde ik naar het nummer Oweynagat van Dool, een Nederlandse rockband die zich graag door mythologie laat inspireren.[1] Oweynagat, of Úaimh na gcat (‘Cave of the cats’, Grot van de katten), is een grot die te vinden is onder het archeologische complex Rathcroghan in County Roscommon, Ierland. Zowel in de literatuur als folklore staat Oweynagat bekend als een directe poort naar de Andere Wereld.
De grot zelf ligt er in het Rathcroghan van nu vrij onopvallend bij. De lage ingang is gemakkelijk over het hoofd te zien en gaat op in het landschap eromheen. Het is een nauwe kalksteengrot die zowel uit natuurlijke als door de mens gemaakte gangen bestaat. Het totale gangenstelsel is ongeveer 50 meter lang. Bij de ingang zijn twee ogam-inscripties te vinden. De eerste, VRAICCI MAQI MEDVVI (gecategoriseerd als CIIC 012 volgens het systeem van Macalister), is vertaald als ‘[the stone] of Froéch, son of Medb’.[2] De tweede inscriptie, CIIC 013, is helaas niet leesbaar. Zowel Medb als Froéch spelen een belangrijke rol in de Táin Bó Froích, waarin Rathcroghan (Crúachan) wordt aangemerkt als één van de royal seats (koningszetels) van Ierland. Het is echter niet zeker of de inscriptie naar dezelfde Medb en Froéch verwijst als in het verhaal: hoewel Medb als koningin van de provincie Connacht onlosmakelijk verbonden is met Rathcroghan, zijn zij en Froéch volgens de overlevering geen moeder en zoon.
Mogelijk is de grot tot in de vroege middeleeuwen gebruikt voor verschillende cultpraktijken, waaronder inwijdingen van krijgers en divinatie. De plek heeft mede daarom in de loop van de tijd een bijzondere reputatie opgebouwd, en speelt een belangrijke rol in de folklore van het gebied. De ogamstenen en de zorgvuldig geconstrueerde ingang – beide zeldzaam in hun soort in Connacht – geven weer dat aan deze plek van oorsprong al een bijzondere status werd ontleend.
De locatie speelt een belangrijke rol in verschillende verhalen, waaronder Cath Maige Mucrama (De slag bij Mag Mucrama), Fled Bricrenn (Het feestgelag van Bricriu) en in één van de verhalen binnen de raamvertelling Acallam na senórach (Het gesprek van de ouderen). Hoewel de Andere Wereld, net als ‘onze’ wereld, zowel goed als kwaad kent, komt er uit Oweynagat opvallend veel ellende voort. In De slag bij Mag Mucrama worden verschillende plagen beschreven die het land in het verleden hebben verwoest en afkomstig waren uit Oweynagat, waaronder zwermen van rode vogels, magische varkens en driekoppige wezens (ellén trechend) die het land onvruchtbaar maakten. In dit verhaal komt Medb ook kort voor: haar confrontatie met de varkens, die ze eigenhandig uit het gebied wist te verjagen, wordt naverteld. In Fled Bricrenn komen er uit de grot drie grote zwarte katten tevoorschijn – mogelijk de naamgevers van de plek. De held Cú Chulainn weet er één te temmen door hem op zijn hoofd te slaan met het lemmet van zijn wapen; het glijdt van hem af ‘als ware hij van steen’, maar de kat blijft de rest van de nacht bij Cú Chulainn waken. In de ochtend zijn alle katten verdwenen. In de Acallam neemt de plaag de vorm aan van drie weerwolven. Zij worden uiteindelijk in hun mensengedaante gedood door Caílte, de held van het verhaal.
Dicht in de buurt gelegen van wat ooit een royal seat van Ierland was, lijkt Oweynagat symbool te staan voor natuurlijke chaos, een tegenhanger van het smetteloze imago van het Ierse koningschap. De tegenstelling tussen chaos en orde, natuur en cultuur en goed en kwaad komt veel terug in de Ierse literatuur. De helden van de verhalen moeten keer op keer de kwade krachten bedwingen. Zo lijkt de plaats steeds weer een metaforische functie te vervullen: het is belangrijk om ordelijk te regeren en het land te beschermen, want de vrede bewaart zichzelf niet.
Sinds ik het nummer van Dool luisterde, brengt iets mij steeds weer terug naar Oweynagat, al ben ik er nog nooit geweest. Rathcroghan, inclusief de grot, is echter gewoon open voor toeristen en er worden regelmatig rondleidingen gegeven. Ik hoop dat er ‘post-corona’ een moment komt dat ik de locatie kan bekijken waar ik tot nu toe alleen nog maar over heb kunnen lezen. Tot die tijd draai ik gewoon af en toe Oweynagat, de plaat.