De poortwachters van Bretagne

From Kelten
k91-2022-toorian-poortwachters-jan-deloof
91
Gepubliceerd: 5 mei 2022
De poortwachters van Bretagne
Lauran Toorians


poortwachtersBretagneJan Deloof
Title (EN): The gatekeepers of Brittany
Abstract (EN):

In Poortwachters, Jan Deloof – the Flemish specialist of the Breton language – looks back on his relationship with Brittany, its language and literature, and more specifically, with the (militant) advocates of the Breton language that he met throughout the years. The book recounts Deloof's personal experiences, but also, in a more general sense, introduces the reader to modern-day Brittany's most influential scholars and advocates of the Breton language.

Jan Deloof, Poortwachters. Wat mij boeide in Bretagne (Soest 2021). Boekscout. 130 pp., ISBN 9789464319101, paperback, €19,50.

Poortwachters is de titel van het nieuwe boek waarin Jan Deloof (Zwevegem 1930) terugblikt op zijn belevenissen met het Bretons, de literatuur in die taal en de auteurs en onderzoekers die daaraan hebben bijgedragen. Of dat nog steeds doen. Dat zijn de poortwachters, de mensen die de poort bewaken en het Bretons verdedigen, maar die hem ook binnenlieten in hun domein. We mogen Jan Deloof ook zelf tot die poortwachters rekenen – zeker voor het Nederlandse taalgebied. Met zijn vele vertalingen van Bretonstalige poëzie en verhalen en met zijn beschouwingen daarover heeft hij als geen ander de Bretonse literatuur toegankelijk gemaakt voor het Nederlandstalige publiek. Niet dat dit publiek nu zo groot is, of door Deloofs vertalingen zo enorm is toegenomen, maar voor wie dat wil, ligt de Bretonstalige literatuur ook in het Nederlands voor het oprapen. Voor dat nobele werk is Jan Deloof in 2007 in Bretagne geëerd Priz Roparz Hemon, een belangrijke Bretonse cultuurprijs. Hij was de eerste buitenlander die deze prijs in ontvangst mocht nemen.

Zelf ken ik Jan Deloof inmiddels al vijfendertig jaar en dat is ruim de helft van mijn leven. Zijn naam hoorde ik voor het eerst in Bretagne, waar hij toen al bekend was als vertaler van Bretonse poëzie in het Nederlands. De boekhandelaar die hem noemde, was verbaasd dat ik als Nederlander en (toen nog) student met interesse in de Bretonse taal en cultuur deze Vlaming niet kende. Weer thuis vond ik in de bibliotheek de bundel Bretagne is weer poëzie. Een bloemlezing uit de hedendaagse Bretonse lyriek die in 1981 was verschenen. Ik zocht het adres van Jan Deloof op en schreef hem een brief. Dit was ver voor de introductie van internet en e-mail, maar de post werkte uitstekend en in een mum van tijd ontspon zich een intensieve correspondentie waarbij zeker in de eerste jaren vrijwel wekelijks brieven over en weer gingen. Snel werd duidelijk dat we veel meer interesses deelden dan alleen voor het Bretons en dat we elkaar op verschillende terreinen aardig aanvulden. Dat hij net zo oud is als mijn ouders speelde daarbij geen rol. We corresponderen nu veel minder – en nu uiteraard via email – maar de vriendschap is er onverminderd. Hier dus geen objectieve recensie.

Deloof publiceerde veel en niet alleen vertalingen uit het Bretons. Daarnaast is hij goed thuis in de Afrikaanstalige literatuur uit Zuid-Afrika en ook het Baskisch en Catalaans konden op zijn aandacht rekenen evenals de lokale en regionale geschiedenis van zijn geboortestreek. En dat altijd met veel empathie en met humor. De website worldcat.org telt op zijn naam 46 boeken waaronder voor het Bretons verschillende (deels tweetalige) bloemlezingen met poëzie en een uitgroeide bloemlezing met korte verhalen.

In Poortwachters blikt Jan Deloof terug op zijn leven met Bretagne en de Bretonse letteren. Centraal staan niet zozeer de Bretonse dichters en schrijvers als wel de taalstrijders die Deloof leerde kennen en met wie hij bevriend raakte. De eerste in de rij is hier Gwennole ar Menn (Le Menn, 1938-2009). Voor mij vooral de man die een nuttig boek schreef over de geschiedenis van het Bretonstalige theater, maar die zich vooral enorm heeft ingezet om de traditionele woordenschat van het Bretons vast te leggen en toegankelijk te maken voor hedendaagse sprekers. Uiteraard met het doel het moderne Bretons zo Bretons mogelijk te houden en weerbaar te maken tegen een stortvloed aan leenwoorden. Ik ontmoette Le Menn slechts één keer en dat was in Boezinge bij Ieper. Daar vond tijdens de Eerste Wereldoorlog de allereerste aanval met gifgas plaats, met vooral oudere Bretonse soldaten als slachtoffers (Deloof vertaalde oorlogsherinneringen van deze Bretonse frontsoldaten). Na de oorlog kwamen een complete dolmen en een calvaire per trein en vrachtauto naar Boezinge en dit monument was opgeknapt en voor het eerst ook voorzien van een tekstplaquette in het Bretons, en dat werd uiteraard gevierd met gasten uit Bretagne.

Fascinerend was dat er uit de omgeving mensen opdoken die zich herinnerden dat Vlaamse kinderen tijdens die Grote Oorlog waren geëvacueerd naar Bretagne, daar in pleeggezinnen Bretons hadden geleerd en die taal mee naar Vlaanderen brachten. Er was een grote Bretonse delegatie aanwezig en ’s avonds was er een Asterix-achtig feest in de openlucht. Het waren Gwennole Le Menn en zijn echtgenote die mij die avond een lift terug naar Brugge gaven. In Poortwachters staat de vertaling van het In memoriam dat verscheen in Al Liamm en dat geeft goed weer wat voor een imposante persoonlijkheid Le Menn was.

De tweede die als poortwachter van het Bretons wordt voorgesteld is Tugdual Kalvez (1937). Kalvez heeft veel voor het Bretons gedaan. Zo was hij in 1960 een van de oprichters van de Bretonstalige folkgroep An Namnediz. Dat klinkt nu misschien obligaat, maar folk was toen iets nieuws en op een moderne manier optreden met het Bretons als voertaal was toen een ongehoorde daad van verzet. Tugdual Kalvez werd dichter en heeft zich altijd, in het onderwijs en in diverse culturele organisaties ingezet voor het Bretons. De manier waarop Deloof hem portretteert in Poortwachters laat zien dat dit steeds gebeurde met veel humor. Tijdens de cursus die Kalvez gedurende een week in Leiden verzorgde, verraste hij iedereen door de deelnemers meteen aan het begin van de eerste ochtend samen een kinderliedje te laten zingen. Dat was even schrikken, maar brak meteen het ijs.

Een kort hoofdstukje is voor Goulven Jacq (1913-1993), de man die de basis legde voor het Nederlands-Bretons woordenboek dat door Jan Deloof is voltooid en vervolgens aangevuld met een Bretons-Nederlands woordenboek. Mijn bijdrage aan dat project is het noemen niet waard, maar ik herinner me nog goed de eerste zendingen met pagina’s van het typoscript die Deloof uit Bretagne ontving en in fotokopie weer doorstuurde naar mij. We bogen ons over de vraag hoe we konden controleren of de keuze van de Nederlandse lemmata voldoende representatief was om tot een serieus woordenboek te komen. We hadden ook geen idee hoe ver Jacq, toen al hoogbejaard, met dit project was gevorderd. Dat het gereed is gekomen, is volledig de verdienste van Jan Deloof.

Ook Jean Le Dû (1938-2020), bij leven hoogleraar Bretons in Brest, behoorde tot de vriendenkring van Deloof. Die vriendschap uitte zich hier in een soort professionele haat-liefdeverhouding, want Le Dû stond op het standpunt dat het Bretons nog slechts marginaal voortleeft in de dialecten en als taal ten dode is opgeschreven, terwijl Deloof nadrukkelijk in het kamp verkeert van de taalstrijders die het Bretons als taal een toekomst toewensen. De discussie die zich ontspon bleef volstrekt vriendschappelijk, waarbij niet onbelangrijk is dat Le Dû het Nederlands beheerste en veel interesse had voor de positie van het Nederlands en de dialecten in Vlaanderen. Aardige bijkomstigheid is ook dat dit contact van start ging via het Catalaans.

Letterlijk centraal in het boek staat de dichteres Naig Rozmor (1923-2015). Rozmor behoort tot de belangrijke vernieuwers van de Bretonstalige poëzie, en dat niet alleen vanwege de vrijmoedige manier waarop zij als vrouw de liefde bezong. Zij was in haar gedichten ook politiek betrokken en maatschappijkritisch. Deloof ontmoette haar en heeft mooie vertalingen van een aantal gedichten van haar hand gemaakt. Ook Reun ar C’halan (René Galand, 1923-2017) wordt voorgesteld, een Breton die in de Verenigde Staten terechtkwam, maar in het Bretons bleef schrijven. Van hem krijgen we hier nog een aantal ‘haiku’s’, in het Bretons en uiteraard met vertalingen.

Dit is geen volledig overzicht van de inhoud van Poortwachters. Wat Jan Deloof boeide (en boeit) in Bretagne is wel duidelijk. Dat is deels de herkenning van het leven met een minderheidstaal. Deloof groeide op in een Vlaanderen waarin het Frans dominant was en het Nederlands een vreemde taal en hij maakte mee hoe dit veranderde. Het Frans is voor Vlamingen al lang geen bedreiging meer en de komst van radio en tv brachten het Nederlands (toen nog ABN) binnen handbereik, terwijl anders dan in grote delen van Nederland ook de lokale dialecten sterk aanwezig bleven. Wie is geboren met een goed taalgevoel en een open blik op de wereld, kan dan niet anders dan parallelle ontwikkelingen zien in Bretagne, Catalonië, Baskenland, Zuid-Afrika en tal van andere plekken op de wereld.

Daarnaast is er de in Vlaanderen haast onontkoombare fascinatie voor zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog. De eerste waarin het westelijke front in Vlaanderen en Noord-Frankrijk zoveel leed en schade teweegbracht en waarin ook groepen Bretonstalige Bretonnen zware klappen kregen (en daarover schreven). De tweede door de bittere overeenkomst dat zowel Vlamingen als Bretonnen zich lieten verleiden tot collaboratie in de hoop daarmee vrijheden te winnen die de dominante Franse cultuur hen niet bood. Veel militante Bretonnen die bij het uitbreken van de oorlog jongemannen waren, trapten in die val – die door de Duitsers bewust was gezet – en kwamen daardoor na de oorlog in de problemen. Sommigen waren slechts matig ‘fout’ en vooral pro-Bretons, maar anderen traden toe tot de SS en moesten na de oorlog op vlucht, zoals Goulven Jacq naar Zuid-Amerika, maar ook Roparz Hemon en anderen die onderdak vonden in Ierland.

Door in Poortwachters zijn eigen fascinatie met Bretagne te delen, biedt Jan Deloof ook aan zijn lezers de mogelijkheid om iets meer van deze achtergronden te gaan zien en begrijpen. En dat is belangrijk om het moderne, Bretonstalige Bretagne te begrijpen. Daarnaast nodigt dit boek natuurlijk uit om Deloofs vertalingen te gaan lezen. Het zou mooi zijn als ook ‘gewone’ poëzieliefhebbers dit werk zouden ontdekken en waarderen.



Vorige bijdrage
De betwiste genealogie van Cú Chulainn
Bart Jaski
22 augustus 2022
Volgende bijdrage
Overzicht van bachelor- en masterscripties Keltisch op Nederlandse universiteiten 2020/2021
Sanne Jongeleen
31 mei 2022