The visual artist Leonora Carrington (1917-2011) was born in Ireland, but moved to Mexico in 1943. Although she had left her native country, her Irish roots remained visible in her artwork by way of mythological references. In this article, three of her paintings are discussed: The Sidhe: the white people of the Tuatha Dé Danann, The chair: Dagda Tuatha Dí Danann, and Red horses of the Sidhe. It is argued that these paintings do not merely depict the referenced stories, or represent an imaginary past or national identity, but are part of a new story about Carrington's own past and identity.
Reuzen, mysterieuze werktuigen, en getransformeerde, denkbeeldige dieren: ze zijn allemaal vertegenwoordigd in de schilderijen van Leonora Carrington (1917-2011). Haar kunstwerken zitten vol met magie en mythen uit bijvoorbeeld oude Mexicaanse, Egyptische, en Keltische culturen. In kunsthistorisch onderzoek naar Carringtons surrealistische kunst is voornamelijk een poging gedaan om de kritiek die in haar schilderijen is verborgen, vooral op de patriarchale samenleving, aan het licht te brengen. Daarbij is ook onderzoek gedaan naar de contemporaine schrijvers of kunstenaars die van invloed waren op Carringtons feministische ideeën en kunstwerken. Academici stippen daarnaast Carringtons Ierse afkomst en de toepassing van Keltische beeldvorming in haar schilderijen aan. Hoewel Carrington in 1943 naar Mexico verhuisde en daar het grootste deel van haar leven bleef, deed zij haar Keltische voorouders namelijk niet in de ban. Recentelijk is de Ierse cultuur in Carringtons surrealistische schilderijen uitgelicht in de tentoonstelling The Celtic surrealist (2013-2014) en ook Fionna Barbers bijdrage in het boek A companion to modern art (2018) is toonaangevend in het blootleggen van die verbanden. Diepgaande analyses van hoe Carrington het Keltische bronmateriaal nou precies in haar schilderijen verweefde zijn echter nog summier in het wetenschappelijk debat.
Tot dusver is er in het kunsthistorisch onderzoek bijvoorbeeld nog niet gekozen voor een benadering waarbij de Keltische beeldspraak in Carringtons schilderijen wordt onderzocht door de werken te beschouwen als adaptaties. In dit artikel wordt die aanpak wel beproefd aan de hand van de vraag: Hoe representeert Leonora Carrington Oudierse verhalen in haar schilderijen? Sommige aspecten in haar kunstwerken houden verband met een alomvattend idee van Keltische cultuur, maar er zijn ook gebeurtenissen en objecten die gerelateerd zijn aan specifieke verhalen. In dit artikel vergelijk ik dan ook de voorstellingen van drie schilderijen met personages, motieven en opmerkelijke kenmerken in de Oudierse vertellingen over de Tuatha Dé Danann. De Tuatha Dé Danann zijn godheden uit de Ierse mythologie, waarover in het Lebor Gabála Érenn verhalen worden verteld. Het Lebor Gabála Érenn is een verzameling van poëzie en proza die in de middeleeuwen zijn samengevoegd. Waarom specifiek een vergelijking met die middeleeuwse bronnen en bijvoorbeeld niet met de adaptaties van Carringtons tijdgenoten? Omdat de middeleeuwse teksten ons dichter bij de oorsprong van de Keltische verhalen brengen en ons daarom ook inzicht kunnen geven in de wijze waarop ons idee van “Keltisch” door de eeuwen heen is veranderd. De drie schilderijen die ik zal bespreken hebben een zeer uitdrukkelijke titel: The Sidhe: the white people of the Tuatha Dé Danann (Afb. 1), The chair: Dagda Tuatha Dí Danann (Afb. 2) en Red horses of the Sidhe (Afb. 3). Die titels moedigen ons aan om de werken te analyseren als adaptaties, aangezien de titels direct verwijzen naar de Ierse verhalen. Bovendien zullen de werken in de ogen van een toeschouwer die enige kennis heeft van het onderwerp al zonder verdere uitleg doen denken aan andere moderne of oude Keltische cultuur. Het idee dat de kunstwerken adaptaties zijn zal gecombineerd worden met een iconografische analyse, ofwel een analyse van de betekenis van de symbolen en figuren. Daaruit zal blijken dat Carrington de Ierse verhalen bewerkte tot voorstellingen die gerelateerd zijn aan haar eigen identiteit en herinneringen.
De Sidhe en een magische andere wereld
Het eerste schilderij waar ik aandacht aan wil besteden is The Sidhe: the white people of the Tuatha Dé Danann, dat in 1954 in Mexico werd vervaardigd. Op het doek zien wij een groep magische wezens die een verbeelding is van het volk van de onsterfelijke Tuatha Dé Danann. De gedaantes verzamelen zich rond een tafel die gedekt is met een ketelachtig object en met wat eten, waaronder de Mexicaanse yam. In de rechterhoek staat een dier dat eruitziet als een paard. Dit dier is een belangrijk element, net zoals de ketel, in de Keltische cultuur én in de kunstwerken van Carrington (Chadwick 1996, Davies 1997). In het Lebor Gabála Érenn is de ketel bijvoorbeeld een magisch object in bezit van de Dagda, een oppergod in de Ierse mythologie. De ruimte waarin de figuren op het schilderij zich bevinden is mogelijk een feeënheuvel, ook wel een síd genoemd. De volkeren die volgens de mythen in de síd leven, de Sidhe, zijn bovennatuurlijke wezens die sinds de negentiende eeuw vaak gelijkgesteld worden aan de Tuatha Dé Danann (Williams 2016). De elegante vormgeving van de wezens in het schilderij komt overeen met de omschrijving van de Tuatha Dé Danann in middeleeuwse literatuur, maar Carrington haalde haar inspiratie voor de transparante en gloeiende huid waarschijnlijk uit moderne percepties van de Sidhe en Tuatha Dé Danann.
Aangezien Carrington zelf een letterlijke interpretatie van haar schilderijen tegenging, moeten wij voorzichtig zijn met het geven van betekenissen. Toch kunnen wij wel iets zeggen over de Keltische elementen in relatie tot haar opvoeding. Carrington werd geboren in Engeland en haar vader was een Engelsman. In haar jeugd waren het haar Ierse moeder, grootmoeder en kinderjuffrouw die haar Ierse mythen en verhalen vertelden. Haar grootmoeder beweerde zelfs dat zij en dus ook haar kinderen en kleinkinderen afstamden van de Tuatha Dé Danann. Tot op zekere hoogte zijn de Sidhe die Carrington op het doek zette dus een onderdeel van haar jeugd. Kunsthistorica Janice Helland beweert dat de connectie tussen Carrington en de Surrealistische beweging bestaat uit een ontdekkingstocht van een ontastbare andere wereld, de wereld van het onderbewustzijn (1989). Die “andere” wereld die de Surrealisten op het doek proberen te recreëren doet denken aan de bovennatuurlijke wereld in de Ierse literatuur. Via de mythologische en surrealistische aspecten in haar schilderijen deelde Carrington de verhalen uit haar kindertijd dus met de mensen in Mexico. Haar schilderijen zijn dan ook een bijdrage aan de diverse cultuur van dat land (Barber 2018).
Een stoel voor de goden
Het tweede schilderij dat ik hier bespreek, The chair: Tuatha dí Danann is gemaakt in 1955 en is een nog vrijere interpretatie van de mythologische verhalen. Er zijn geen godheden afgebeeld, er is alleen een stoel, een vloer met een schaakbordpatroon, twee handen op de grond en een roos in een alchemistisch ei dat op een tafel staat. Meerdere vormen en inscripties op de stoel geven een indicatie dat we te maken hebben met Keltische symboliek. De zonnekrans die de stoelleuning siert, associeerde de kunsthistoricus Salomon Grimberg bijvoorbeeld met de god Lugh (2001). In de Ierse verhalen wordt de verschijning van Lugh vaak vergeleken of zelfs vereenzelvigd met de zon. Verder verwijzen twee inscripties naar Keltische onsterfelijke karakters: Mana, wat een afkorting is van Manannán, en Daghda Tuatha dé Danann. Ook opmerkelijk is de mist die optrekt vanaf de voet van de stoel naar het ei op de tafel. De Tuatha Dé Danann arriveerden volgens de verhalen namelijk in de mist. Hoewel de stoel dus overladen is met verwijzingen naar de eeuwenoude Ierse mythen, maakte Carrington het schilderij persoonlijker door een element toe te voegen dat een belangrijk feministisch motief is in vele van haar kunstwerken; het ei (Carrington en Pottlitzer 2020). Voor Carrington symboliseert het ei vruchtbaarheid en staat het tegelijkertijd ook voor de microkosmos en de macrokosmos. Carrington geeft in haar werken het idee weer dat vrouwen essentieel zijn voor de balans in het universum en, net zoals een ei, in de schepping van nieuw leven. De mannelijke oppergod zoals gesymboliseerd in de stoel staat in het schilderij dus tegenover de vrouwelijke kracht van het ei en de witte roos op tafel. Een verdere verdieping in alchemie en Keltische symboliek kan mogelijk bijdragen aan een betere duiding van deze weergave en plaatsing van objecten.
Rode paarden en bijzondere ruiters
Het laatste schilderij dat hier wordt geanalyseerd, Red horses of the Sidhe, werd een aanzienlijke tijd later geschilderd dan de andere twee, namelijk in 1996. Als we deze vergelijken met de Oudierse verhalen, dan zijn er duidelijke overeenkomsten met De verwoesting van Da Derga’s hal (Kissane 2013). In dat verhaal zijn er drie rode ruiters die drie rode paarden berijden. Carrington schilderde drie rode paarden die door een duistere storm galopperen. Hun berijders zijn onwerkelijke wezens, maar niet gekleed in het rood, zoals in het Ierse verhaal. Aan de linkerkant van het doek zien we wanhopige mannen die zich al vechtend weren tegen de ruiters. Boven hun hoofden vliegt een kraaiachtige vogel met vier klauwen. Misschien is die vogel wel een detail dat Carrington uit het Da Derga-verhaal haalde: "Great are the signs: destruction of life, sating of ravens, feeding of crows, strife of slaughter, wetting of sword-edge, shields with broken bosses in hours after sundown" (Cross en Slover 1936). Tot slot is er ook nog de blauwe ruiter die zijn eigen onthoofde hoofd omhooghoudt. Dit is ook te verbinden aan het Da Derga-verhaal. Niet alleen voltrekken zich daarin vele onthoofdingen, maar de koning Conaire praat na zijn onthoofding in een van de scenes zelfs nog met een andere man genaamd Mac Cecht.
Hoewel de andere twee schilderijen die hier zijn besproken Mexicaans eten weergeven of een persoonlijk symbool zoals het ei, zijn aan het verhaal in Red horses of the Sidhe misschien minder diverse toevoegingen gedaan. Desalniettemin is het wel zo dat de blauwe ruiter een torc draagt, wat natuurlijk sterk aan de Kelten doet denken. Dit geeft aan dat Carrington niet alleen voortborduurde op de verhalen die in de middeleeuwen werden neergepend, maar ook gebruik maakte van andere informatie over de Kelten.
Een eigen identiteit
Sean Kissane, degene die verantwoordelijk was voor de tentoonstelling The Celtic Surrealist, schreef dat Carringtons toepassing van Ierse mythen en literatuur gezien kan worden als een manier om politieke en sociale satire of kritiek te communiceren (2013). Maar als Carrington kritiek leverde op de samenleving via de schilderijen die zojuist zijn besproken, wat bekritiseerde zij dan en wat maakte zij precies belachelijk? Hoewel het heel goed mogelijk is dat er feministische symboliek in The white people of the Tuatha Dé Danann, The chair of Red horses of the Sidhe verwerkt zijn, hebben de academici die bepleiten dat Carrington via haar schilderijen feministische boodschappen de wereld in stuurde geen van deze drie schilderijen genoemd. Daarnaast lijkt kritiek op de politiek of de maatschappij in Ierland of Engeland ook geen groot deel uit te maken van de voorstellingen. Carrington woonde immers in Mexico op het moment dat zij deze drie kunstwerken vervaardigde. Terwijl zij bezig was met schilderen, bevond zij zich mijlenver van de nasleep van de Celtic revival en de politieke en modernistische ontwikkelingen in Ierland. Bij die ontwikkelingen was het uitdrukken van de “Ierse identiteit” en authenticiteit van bronmateriaal van belang bij het maken van kunst (Castle 2001). Of die afstand de daadwerkelijke reden is dat Carrington’s werken met verwijzingen naar verhalen uit de zogeheten Mythologische Cyclus weinig nationale identiteit of Ierse authenticiteit schijnen uit te drukken is niet zeker, maar het is wel een mogelijke verklaring. Dat de werken die zij maakte niet als scherpe kritiek op de maatschappij en politiek overkomen, komt vooral door de combinatie van de Keltische cultuur met andere oude culturen en ook persoonlijke aspecten. De drie besproken schilderijen, die expliciet gebonden zijn aan Ierse verhalen vanwege hun titel, zijn meer een verbeelding van de verhalen uit Carringtons jeugd en van haar interesse in het occulte en de Keltische literatuur, kunst en samenleving.
Conclusie
Naast de uitdrukkelijke titels, maakt de representatie van personages, gebeurtenissen en objecten dat deze schilderijen herkenbare adaptaties zijn van Keltische middeleeuwse verhalen. De literatuur en de schilderijen komen het meest overeen op de vlakken waar er een nadruk is op het mythologische, vreemde en onwereldse aspect. Carringtons verbeelding van de personages en hun acties zijn daarentegen misschien meer alomtegenwoordig. Haar schilderijen zijn immers een samensmelting van verschillende culturen en haar eigen visie op de wereld. De Keltische elementen in de drie schilderijen zijn geen vertegenwoordiging van een romantisch verleden of een nationale identiteit. Deze elementen zijn eerder een onderdeel van een nieuw verhaal over Carringtons eigen migratie-verleden en haar eigen identiteit.
Uit deze analyse is gebleken dat het benaderen van Carringtons kunstwerken als adaptaties ons inzicht kan geven in het voortleven van de Keltische cultuur. Dat gezegd hebbende, zijn er hier slechts drie schilderijen onderzocht, terwijl er veel meer schilderijen van Carrington zijn die een duidelijke verbinding hebben met Keltische verhalen. Het zou zeker interessant zijn om niet alleen de Ierse aspecten, maar ook de Keltische literatuur uit Wales te bestuderen, vooral ten aanzien van de terugkerende paarden en ketel. Wat kunnen wij nog meer ontwaren uit de wonderlijke werelden die Leonora Carrington creëerde?
Bibliografie
- Aberth, Susan, ‘Leonora Carrington’, Art journal 51/3 (1992) 83-85.
- Barber, Fionna, ‘Surrealist Ireland: the archaic, the modern and the marvellous’, A companion to modern art, red. Pam Meecham, Wiley Blackwell companions to art history, 13 (Hoboken, NJ, 2018) 109-124.
- Carrington, Leonora, en Joanne Pottlitzer, ‘From “Opus Siniestrus: the story of the last egg”’, Review: literature and arts of the Americas 53/1 (2020) 156-167.
- Castle, Gregory, Modernism and the Celtic Revival (Cambridge 2001).
- Chadwick, Whitney, ‘Leonora Carrington: evolution of a feminist consciousness’, Woman’s art journal 7/1 (1986) 37-42.
- Cross, Tom Peete, en Clark Harris Slover (vert.), Ancient Irish tales (Londen 1936).
- Davies, Sioned, en Nerys Ann Jones (red.), The horse in Celtic culture: medieval Welsh perspectives (Cardiff 1997).
- Grimberg, Salomon, ‘Lot essay’, Christie’s (2001)https://www.christies.com/en/lot/lot-3822499 (geraadpleegd op 13-06-2021).
- Helland, Janice, ‘Surrealism and esoteric feminism in the paintings of Leonora Carrington’, Racar: Canadian art review 16/1 (1989) 53-104.
- Hutcheon, Linda, A theory of adaptation (Abingdon 2012).
- Kissane, Sean, ‘Celtic surrealist’, Irish arts review 30/4 (2013) 74-77.
- Williams, Mark, Ireland’s immortals: a history of the gods of Irish myth (Princeton 2016).