Migratie of elitenetwerken als verklaringsmodel voor veranderende grafgebruiken

From Kelten
k92-2022-roymans-archeologie-wagengraven-anthoons
92
Gepubliceerd: 9 december 2022
Migratie of elitenetwerken als verklaringsmodel voor veranderende grafgebruiken
Nico Roymans


archeologiewagengraven
Title (EN): Migration or elite networks as an explanation for changing burial practices
Abstract (EN):

This newly updated version of Greta Anthoons' dissertation is a study of Iron Age elite burials within the Arras culture of East Yorkshire featuring a chariot. These burials have been thought to indicate the migration of significant groups of people from the Continent. Anthoons reevaluates this hypothesis and concludes that the similarities between the burials of the Arras culture and Continental burial practices were not the result of large-scale migration. Instead, she prefers to shift the focus to a model of small-scale elite migration and contact between the Continent and North East England. The book offers thorough regional studies and will be of excellent use in the larger discussion around Iron Age mobility.

Anthoons, Greta, Iron Age chariot burials in Britain and the Near Continent. Networks of mobility, exchange and belief in the third and second centuries BC (Oxford 2021). BAR Publishing. xix + 264 pp., ISBN 9781407316840, paperback, £65,-.

In 2011 promoveerde Greta Anthoons aan de Bangor University in Wales bij prof. Raimund Karl, en recent verscheen een bewerkte en geactualiseerde versie van haar proefschrift. Het boek is een archeologische studie van een bijzondere categorie graven uit de ijzertijd, namelijk graven van leden van een sociale bovenlaag waarin een tweewielige wagen (chariot) is bijgezet. In deze context bespreekt ze een actuele kwestie in de archeologie, namelijk de betekenis van migratie als verklaringsmodel voor veranderingen in het grafritueel en materiële cultuur.

De studie focust op de derde en tweede eeuw v. Chr., maar het bredere tijdskader omvat ook de vroege La Tène-periode, ofwel de vijfde en vierde eeuw v. Chr. Een regionale ijzertijdcultuur – de zogenaamde Arras-cultuur – in oostelijk Yorkshire (Noordoost-Engeland) vormt het startpunt, een cultuur die zich kenmerkt door een dodenritueel dat sterke continentale invloeden vertoont. Opzienbarend is het voorkomen van inhumatiegraven binnen rechthoekige greppelomheiningen, en vooral van een twintigtal elitegraven waarin een tweewielige wagen is bijgezet. Deze Britse wagengraven hebben in het verleden bij veel archeologen associaties opgeroepen met gelijktijdige tradities van wagengraven op het Europese continent. Dit idee van een nauwe continentale link werd verder versterkt door de aanwezigheid van het volk van de Parisi in de Romeinse tijd in Oost-Yorkshire. De gelijkenis van deze naam met het volk de Parisii in de regio Parijs, onder meer genoemd door Caesar, is opvallend. Op grond van de archeologische en historische evidentie zagen vele archeologen in de wagengraven van de Britse Arras-cultuur de neerslag van een migratie van een groep vanuit Noord-Frankrijk. De Arras-cultuur is vernoemd naar een verlaten middeleeuws dorp in Oost-Yorkshire en heeft verder geen connectie met de Franse stad Arras.600px-Img-961-1666864126.jpg

Doel van Anthoons’ boek is het testen van deze migratiehypothese en eventueel het aandragen van alternatieve verklaringen voor de wagengraven van de Arras-cultuur. Dat doet zij door het opzetten van een nauwgezette vergelijkende analyse van ‘Keltische’[1] wagengraven uit diverse delen van Noordwest-Europa. Het gaat daarbij niet alleen om de inhoud van de wagengraven, maar ook om het gehanteerde dodenritueel in bredere zin, inclusief bijvoorbeeld de markering van graven door het opwerpen van grafheuvels. Achtereenvolgens komen verschillende regio’s aan bod, waarvan Oostelijk Yorkshire, het Midden Rijn-Moezelgebied, het Aisne-Marnegebied, de Parijse regio en de Belgische Ardennenstreek de belangrijkste zijn.

De uitkomst van haar vergelijkende regionale analyses is dat een migratiemodel als verklaring voor de wagengraven – en in bredere zin de Arras-Cultuur – in Oostelijk Yorkshire dient te worden afgewezen. Daarvoor acht zij de lokale tradities binnen de Arras-cultuur te sterk ontwikkeld. Indien er sprake was van een groepsmigratie dan zou men ook continentale invloeden verwachten in het gebruiksaardewerk en de huizenbouw, en die zijn vooralsnog niet ontdekt. Verder constateert zij bij de Britse wagengraven een mix van invloeden uit verschillende regio’s op het continent, zonder dat gesproken kan worden van een specifiek ‘thuisland’ van migranten.

Pocklington, The Mile, Wagengraf met twee paarden (afbeelding afkomstig uit het boek, met dank aan MAP Archaeological Practice Ltd.).

Tot voor kort rustte binnen de archeologie een soort taboe op migratieverklaringen; dit was een reactie op een verouderd paradigma waarin majeure culturele veranderingen vooral bepaald werden door groepsmigraties van volken. Mede onder invloed van de sociale wetenschappen en door de impact van archeologische DNA-studies en isotopenonderzoek, beleven we nu weer een hausse aan studies over migratie. Men gaat er thans van uit dat mobiliteit van mensen eigenlijk een kenmerk is van iedere samenleving, historisch of contemporain. Centraal staat de vraag om welke vorm van mobiliteit het gaat, en op welke schaal. Anthoons levert een interessante bijdrage aan dit debat door in hoofdstuk 15 op basis van Grieks-Romeinse en Oudierse geschreven bronnen een overzicht te geven van verschillende vormen van interregionale elitenetwerken in ‘Keltische’ samenlevingen. Daartoe behoren strategische huwelijken, verschillende varianten van cliëntschap en fosterage,[2] alsook de uitwisseling van gijzelaars. Het zijn deze kleinschalige netwerken van mobiliteit en uitwisseling die volgens haar ten grondslag liggen aan de Engelse Arras-cultuur met haar wagengraven. Migratie speelt dus wel degelijk een rol in haar alternatieve elitenetwerkmodel, maar het betreft geen groepsmigratie van een volk, maar kleinschalige, in tijd gespreide mobiliteit van elitepersonen tussen het continent en Noordoost-Engeland.[3]

Ook voor de Nederlandse archeologie is het boek van belang, zeker na de recente ontdekking van een rijk wagengraf uit de vijfde eeuw v. Chr. te Heumen ten zuiden van Nijmegen. Thans werken we met een groep Nederlandse en Belgische archeologen aan een bundel getiteld Chariots on fire. Early La Tène elite burials from the Lower Rhine-Meuse region in context, over elitegraven uit de vijfde eeuw v. Chr. in de Nederrijn-Maas regio binnen hun Europese context. Hier spelen in wezen dezelfde vragen als aangesneden door Anthoons in haar boek: moet het voorkomen van de rijke graven begrepen worden vanuit een netwerkmodel met in wezen autochtone elites? In hoeverre speelt migratie hier een rol, en zo ja, welke vorm van migratie en op welke schaal? Voor onze regionale synthese hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de studie van Anthoons. Anders dan voor Oost-Yorkshire menen we voor de Nederrijn-Maas regio wel aanwijzingen te hebben voor migratie, al moeten we ook hier niet denken aan een volksbeweging maar aan een meervoudige instroom van kleine groepjes zuidelijke migranten gespreid over meerdere decennia in de vijfde eeuw v. Chr. 

De studie van Anthoons blinkt uit door de grondige regionale studies van de wagengraftraditie in de diverse Europese regio’s, gebaseerd op een uitputtend gebruik van de beschikbare Engels-, Frans- en Duitstalige literatuur. De basisgegevens voor ieder wagengraf worden overzichtelijk gepresenteerd in een aantal appendices. Het boek is voldoende geïllustreerd met foto’s en lijntekeningen. Nuttig is ook de verklarende woordenlijst van de technische terminologie van tweewielige wagens. Verder is het boek niet alleen beschrijvend, maar ook theoretisch geïnformeerd. Ik kan de studie van harte aanbevelen aan archeologen en keltologen geïnteresseerd in elitaire graftradities en mobiliteitsdiscussies in Europese ijzertijdsamenlevingen. 

Eindnoten

De auteur vermijdt zorgvuldig het gebruik van deze etnische macro-term, aangezien deze romantische associaties oproept met een homogene Keltische cultuur en taal in grote delen van continentaal Europa en Brittannië.
Bij cliëntschap gaat het om een wederkerige maar asymmetrische sociale relatie tussen een patroon of heer en diens volgeling. Bij fosterage gaat het om een praktijk bij de elite om een kind voor een bepaalde tijd in een ander huishouden te plaatsen met als doel opvoeding en alliantievorming tussen families. 
Dat het hier om elites gaat blijkt uit het elitaire karakter van de wagengraven die centraal staan in haar onderzoek. 

Vorige bijdrage
Er waren eens drie monniken in een bootje
Lian Blasse
10 oktober 2022
Volgende bijdrage
Publicatieoverzicht van Nederlandse keltologen in 2021
Bart Jaski
17 oktober 2022