The Celtic saint and missionary Colmcille, or Saint Columba, (521-597) made a religious career in Ireland, e.g. becoming the founder (and patron saint) of Derry, before crossing over to Scotland. In Scotland, Colmcille founded the abbey of Iona, which gradually became the nucleus of a vast network of monasteries, abbeys, and dioceses throughout the Celtic world. After his death, his tomb became an important destination for pilgrims and remained so until the final decline of the monastery in 1560, following the Protestant Reformation. Recently, the old pilgrim's paths were revived for the general public with the creation of the Slí Cholmcille, or The St Columba Way: nine pilgrimage routes in Ireland and Scotland around places related to Colmcille.
Voor wie een excuus nodig heeft om Ierland en Schotland te bezoeken, zijn de voetsporen van de Keltische heilige Colmcille (Columba) een aanrader. Geboren in Donegal maakte een hij religieuze carrière in Ierland voor hij besloot tot de oversteek naar het Schotse eiland Iona. Daar stichtte hij zijn befaamde abdij, die onder meer het Book of Kells voortbracht. Ideeën voor een mirakels rondje.
Een heilige op een graffitimuur. Dat zie je niet elke dag, maar zo begint in Derry in Noord-Ierland mijn bijzondere kennismaking met de heilige Colmcille, ofwel Sint Columba (521-597). Niet voor niets prijkt hij daar, zo blijkt. Colmcille is de stichter en patroonheilige van Derry en samen met Sint Patrick en Sint Brigida beschermt hij ook de rest van Ierland. Tal van kerken en straten in Derry zijn naar Colmcille vernoemd. Natuurlijk claimen vele plekken een relatie met hem. Een steen met holtes waarop hij altijd zou hebben geknield, staat naast de Catholic Church of Saint Colmcille; een bron die Colmcille had laten ontstaan ligt buiten de stadsmuren, pal in Free Derry, bekend van The Troubles. Zowel de Long Tower Church als de Church of Ireland St Augustine’s Church (een heel pittoresk gebouwtje op de stadsmuren) zouden op de plek van Colmcille's eerste klooster staan. Dat had hij in 540 laten bouwen in een eikenbos. Doire Cholmcille, de Ierse naam van Derry, verwijst daarnaar: het eikenbos van Colmcille. In de Iers Anglicaanse St Columb's Cathedral en de voormalige Guildhall (nu het gemeentehuis) komt Colmcille's beeltenis terug in vele glas-in-loodramen. Het is mooi om te zien dat Ieren van verschillende politieke en religieuze gezindten Colmcille als beschermheilige erkennen.
Duif van de kerk
Om alle feiten en fabels enigszins op een rijtje te krijgen, is er Áras Cholmcille, een gedegen informatiecentrum rond de heilige en zijn nalatenschap. Gelegen pal naast de Long Tower Church kijkt het uit over het katholieke deel van Derry. De man die ik er tref, is een van de vele vrijwilligers van het centrum. Het wordt er almaar drukker, zo vertelt hij. Met de succesvolle revival van de Camino de Santiago (de pelgrimsroute naar het graf van de apostel Jacobus in Santiago de Compostela, Spanje) worden overal in Europa oude pelgrimswegen nieuw leven ingeblazen of (deels) gefabriceerd. Het is hier niet anders: “Er is een langeafstandswandelpad in de maak dat Colmcille's omzwervingen vanuit Donegal volgt. Volgens zeggen werd hij daar geboren in Gartan, in een voornaam Iers geslacht. Zijn eigenlijke naam was waarschijnlijk Crimthann, Iers voor vos. Colmcille betekent wel even iets anders: duif van de kerk.” Zijn levensverhaal spreekt verder uit de expositie. Het christendom was in zijn jeugd nog niet wijdverbreid onder het gewone volk. Na gedegen religieus onderricht, kwam hij als monnik-priester naar Derry. Daar kreeg hij in zijn kloostercel visioenen van engelen en tenminste één verschijning van Jezus. De legende wil ook dat hij nauwelijks at en dronk, weinig sliep en aan één stuk door bad. Daarbij deed hij aan zelfkastijding, bijvoorbeeld door urenlang in ijskoud water te staan. Na een aanvaring met de koning en de abten van zijn tijd, die tot oorlog en vele doden leidde, werd hij evenwel tijdelijk geëxcommuniceerd. Hij verliet Ierland – voor straf of op eigen initiatief, dat is niet duidelijk – met het idee om elders net zoveel ‘heidenen’ te kerstenen als er slachtoffers in de strijd waren gevallen. Na wat omzwervingen per curach, een kano-achtige boot van hout met vellen, kwam hij met zijn twaalf volgelingen op het Schotse eiland Iona terecht waar hij zijn beroemde abdij stichtte.
Loch Ness
Vanaf Iona trok Colmcille verder Schotland in. De macht van de druïden was er naar verluidt sterk, maar hij verkondigde dat Christus zijn druïde was. Hij stond in hoog aanzien bij de Ierstalige Kelten van het koninkrijk Dál Riata in het westen en de Brits-Keltische Picten in het oosten van Schotland. Colmcille bleek snel een behendig bemiddelaar in politieke conflicten. Ondertussen namen de wonderverhalen rond zijn persoon toe. Hij zou duivels uitdrijven, de zee kalmeren, en gebeurtenissen in de verdere toekomst voorspellen. Het monster van Loch Ness kwam voor het eerst voor in een verhaal over Colmcille, die het beest uiteraard versloeg. Faam maakte Colmcille ook als schrijver van gedichten en hymnen, in het Latijns en in het Iers. Latijn was weliswaar de liturgische taal, maar Iers de taal van de gemeenschap. In het Iers bezong hij onder meer het door hem geliefde Derry. Daarnaast deed hij het gebruikelijke monnikenwerk: het handmatig kopiëren van religieuze teksten. Het oudste nog bestaande Ierse geïllustreerde manuscript, het psalmboek Cathach, kwam al eerder van de hand van Colmcille.
Na Colmcille’s overlijden in 597 was de bloei van Iona’s klooster niet over. Het werd langzaamaan de kern van een groot netwerk van kloosters, abdijen en bisdommen in de hele Keltische wereld. Het was ook een belangrijk centrum van boekmakers en schrijvers. Wie ooit de oude bibliotheek van het Trinity College in Dublin heeft bezocht, kent het Book of Kells, een rijkelijk verlucht evangeliarium, dat door monniken van Iona rond 800 is vervaardigd en later in Kells een veilige bewaarplaats vond. De abt Adomnán (679-704), een van Colmcille’s opvolgers, schreef de Vita Sancti Columbae, de belangrijkste bron van informatie over Colmcille’s leven, een typische hagiografie. Colmcille’s graf werd snel een belangrijke bestemming voor pelgrims. In de eeuwen na zijn verscheiden nam de dreiging van overvallen door Vikingen evenwel aanzienlijk toe. In 806 verloren maar liefst 68 leden van de kloostergemeenschap het leven bij de heftigste overval tot dan toe. Uit angst Colmcille’s relieken te verliezen werden ze in 849 verdeeld onder meerdere kerken en kloosters in Ierland en Schotland.
Hout
Na mijn bezoek aan Derry moest en zou ik naar Iona toe. Iona maakt deel uit van de Binnen-Hebriden, een eilandengroep voor de westkust van Schotland. Het is niet helemaal eenvoudig om er te komen. Vanuit Glasgow neem ik de trein naar de kustplaats Oban en vanuit Oban de veerboot naar Mull. Een bus voert naar de tweede veerboot naar Iona. Het is allemaal niks vergeleken bij de moeite en gevaren die vroegere bezoekers zich getroostten. Ook toen Colmcille’s overblijfselen van Iona verdwenen, bleven de pelgrims komen, van heinde en verre, over zee en land. Dwars over het eiland Mull hielpen staande stenen als bewegwijzering. Net als toen roept het landschap nog altijd stichtelijke verhalen over Colmcille op, vertelt mijn Schotse buschauffeur. Zo zou één loch op Mull zijn ontstaan uit een tumultueus gevecht tussen de heilige en de duivel. Anders dan de devote lieden van vroeger tref ik alleen geen monniken meer op Iona. Op Iona zie je zelfs nauwelijks iets terug van Colmcille’s oorspronkelijke klooster, dat uit hout was opgetrokken. Wat er nu staat, is een reconstructie van de latere abdij die vanaf 1200 tot 1560 door benedictijnen draaiende werd gehouden. Met de protestantse Reformatie was hun monastieke leven op het eiland over en uit en raakte Iona’s klooster in verval. Pas in de jaren dertig van de vorige eeuw bracht een oecumenische, inclusieve gemeenschap van eilandbewoners het geestelijk leven terug op Iona. Het klooster werd grondig herbouwd en gerestaureerd. Tot op heden zijn er nu dagelijkse gebedsdiensten. Wie wil, kan een nacht of langer een kamer boeken in het gastenverblijf van het klooster, een aantrekkelijke optie.
Keltisch kruis
Het is in eerste instantie vooral dwalen tussen de ruïnes. Een audioguide wijst nu fijn de weg, in de tijd van de pelgrimages waren dat hoge Keltische kruisen. Het Keltische kruis, een kruis met ring, werd hier zelfs uitgevonden, zo beluister ik. Het allereerste was het St John’s Cross, dat alleen na zijn vervolmaking in 750 al snel omviel en vervangen moest worden. Het is nu als puzzel van brokstukken samen met vele andere kruisen te bewonderen in het museum van de abdij. Het zijn veelal Keltische kunstwerken vol Bijbelscènes, met knopen en spiralen erop gegraveerd. Het St Martin’s Cross is als enige overeind gebleven en staat al meer dan 1200 jaar buiten. De kruisen waren meestal het werk van monniken die meester-ambachtslieden waren. Ze zetten de kruisen op belangrijke plekken neer. Vanuit de verschillende aankomsthaventjes op Iona leidden ze de pelgrims naar het graf van Colmcille, een bestemming die zo heilig werd geacht dat hij later zelfs Nieuw Jeruzalem heette. Een kapel links voor de abdijkerk zou zijn graf en dat van zijn hagiograaf Adomnán, zelf ook een heilige, hebben bevat. De kruisen waren behalve wegwijzers ook stopplaatsen voor bezinning en gebed. Ze konden wonderen van heiligen markeren of waren opgetrokken voor Keltische nobelen, die zo op extra gebeden voor hun zielenheil konden rekenen. Vele voorname lieden liggen ook te rusten op Reilig Òdhrain, de begraafplaats nabij de abdij. Van hieruit liepen pelgrims over de zogenaamde Weg van de Doden naar Colmcille’s rustplaats. Op het heuveltje ertegenover zou zijn schrijfhut hebben gestaan.
Voorchristelijke tradities
Minder bekend, maar zeker zo interessant, zijn de ruïnes van het voormalige vrouwenklooster op Iona. Boven één raam aan de buitenzijde van de refter zijn daar met wat turen nog de vormen herkenbaar van een blote vrouw met haar benen wijd, een 'sheela na gig', van het Ierse Síle na gCíoch, mogelijk 'Sheila van de Borsten'. In deze contreien was dit reliëf lange tijd in zwang om het kwaad af te zweren. Toen de kerk ze niet meer fatsoenlijk vond, verdwenen er vele vrouwenbeeldjes, maar ze zijn er dus nog steeds.
Voorchristelijke elementen zijn ook herkenbaar op andere plekken waar Colmcille neerstreek, zoals het verband tussen bomen en heilige plaatsen, met het klooster in het eikenbos van Derry. De bron die de heilige er volgens zeggen deed ontstaan uit een steen toen hij een kind wilde dopen wordt op zijn naamdag op 9 juni nog altijd versierd met eikenbladen en mensen bevestigen de bladeren ook aan hun kleren.
Iona zou al in de prehistorie bewoond zijn geweest en was daarbij de verblijfplaats van voorchristelijke heilige mannen. De bron voor de abdijkerk is waarschijnlijk ook ouder dan Colmcille’s klooster zelf. Het heilige water werd in de christelijke tijd gebruikt om in te dopen. Opmerkelijk zijn de ronde keien die er nog naast liggen. Ze staan in Keltische contreien bekend als bullán en bevatten holletjes waarin de gelovigen met stenen knikkers rondjes draaiden, bij wijze van gebed of de afronding van een ceremonie. Het water in de holletjes zou ook heilzaam zijn. De kerkelijke autoriteiten waren in het verleden niet altijd positief over de bullán, omdat ze niets met het christendom van doen hadden.
Pelgrimspas
Colmcille is 1500 jaar na zijn geboortedag nog altijd populair. Zo trof ik hem niet alleen op de bekladde muren van Derry of versteend in beeltenissen in kerken, maar ook in levende tradities en rituelen. Een paar voorbeelden? Elk jaar vindt er op 9 juni, Colmcille’s naamdag, nog een processie naar de eerdergenoemde bron, St Columb’s Wells, in Derry plaats. Een priester van de Long Tower Church zegent dan de bron en de heilige wordt om bescherming gevraagd. Mensen nemen water in flessen mee naar huis. Het zou vooral goed werken bij de behandeling van oogziektes.
9 juni is sinds een paar decennia ook Celtic Art Day. De reden is duidelijk. Het Book of Kells en het Book of Durrow, ook een middeleeuws meesterwerk van Keltische kunst, worden sterk geassocieerd met Colmcille.
Het meest opmerkelijk is evenwel de totstandkoming van Slí Cholmcille ofwel The St Columba Way. Tijdens mijn bezoek in Derry hoorde ik er voor het eerst over. Momenteel zijn er al negen routes in Ierland en Schotland uitgezet die plaatsen verbinden die aan Colmcille gerelateerd zijn, omdat hij er enige tijd verbleef, er een klooster stichtte of een wonder verrichtte. De routes staan online; al dan niet religieus bewogen sportievelingen kunnen direct op weg. Niet alle trajecten zijn al aan elkaar geknoopt dus tussendoor heb je nog wel ander vervoer dan de benenwagen nodig. In Donegal is men tot nu toe het meest actief geweest om het langeafstandspad te realiseren en te promoten. Daar kan de pelgrim zelfs op pad met een speciale pelgrimspas en onderweg stempels op markante stopplekken verzamelen. Derry en Iona kan ik inmiddels afvinken.
Meer info: https://www.stcolumbaheritage.com/ en https://www.colmcille.org/en/ (Trails).