In 1923 werd Anton Gerard van Hamel aangesteld als hoogleraar Oudgermaans aan de Universiteit Utrecht. Op zijn eigen verzoek werd het Keltisch hieraan toegevoegd, omdat hij ervan overtuigd was dat de twee vakgebieden een verwantschap met elkaar vertonen. Hoewel hij niet de eerste Nederlander was die zich met het Keltisch bezighield, kan hij gezien zijn status, prestaties en zijn rol als opleider van keltologen die in zijn voetsporen traden, beschouwd worden als grondlegger van de Keltische studies in Nederland. Het is dus ook geen verrassing dat een invloedrijk persoon als Van Hamel een net zo invloedrijke boekencollectie in eigendom had. In dit artikel zal worden uiteengezet welke reis deze boekencollectie heeft afgelegd na het overlijden van Van Hamel. Wat is er met de collectie gebeurd en waar is deze terechtgekomen? Hierna zal er dieper worden ingegaan op de inhoud van de boekencollectie, met een focus op een aantal bijzondere werken die hierin te vinden zijn.
Welke reis heeft de collectie afgelegd?
Van Hamel overleed vrij onverwachts op 23 november 1945. Dit gebeurde tijdens een spoedoperatie in het ziekenhuis en al op 59-jarige leeftijd nam hij zo afscheid van de wereld. Van Hamel is nooit gehuwd geweest en had geen kinderen aan wie hij zijn collectie kon schenken, en daarom schonk hij in zijn testament zijn boekencollectie aan de Bibliotheek der Rijksuniversiteit te Utrecht. Deze schenking is opgenomen in een brief van 4 december 1945 van de waarnemend bibliothecaris aan het College tot Herstel en Zuivering van de Rijksuniversiteit Utrecht. Dit College hield zich kort na de bevrijding, vanaf juni 1945 tot oktober 1946, bezig met het onderzoeken van personeel op ‘goed’ en ‘fout’ gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog.[1] Onder deze regeling viel vanzelfsprekend ook Van Hamel. In deze brief staat geschreven dat Van Hamel ‘’aan den Staat der Nederlanden, ten behoeve van de Rijksuniversiteit te Utrecht gelegateerd heeft zijn bibliotheek, voor zoover de betrokken bibliothecaris daarop prijs wenscht te stellen’’.[2] Uiteindelijk was het zijn broer, de jurist Joost Adriaan van Hamel (1880-1964), die de volledige collectie aan de Universiteitsbibliotheek schonk. Hiervan is echter geen schenkingsakte bewaard gebleven, noch is het duidelijk of deze er ooit is geweest.
Na de overplaatsing van de schenking naar de bibliotheek raakte de collectie lichtelijk in de vergetelheid. De bibliotheek, die geen keltoloog in dienst had, verwaarloosde de aanschaf van losse publicaties, maar zette nog wel de tijdschriftenabonnementen trouw voort. Weliswaar was er geen keltoloog direct in dienst van de bibliotheek, de universiteit kreeg wel een opvolgster voor Van Hamel. In 1949 werd Maartje Draak lector Keltische taal- en letterkunde in zowel Amsterdam als Utrecht en in 1955 werd zij in Utrecht benoemd tot bijzonder hoogleraar. Het vakgebied was toen echter nog geen volledige opleiding en beschikte ook niet over een eigen huisvesting. Er bestond wel al een mondelinge afspraak dat de collectie Van Hamel in depot (bruikleen) gegeven zou worden zodra Keltisch over een eigen huisvesting zou beschikken.
Deze huisvesting kwam er in 1972: Keltisch kreeg haar ruimte in het pand aan de Herenstraat 34 in Utrecht. Begin 1973 wendde Draak zich tot de bibliothecaris van de universiteit met het verzoek de boeken van de collectie op het gebied van de keltologie aan de opleiding Keltische Taal- en Letterkunde in depot te geven. Weliswaar was de Universiteitsbibliotheek (gesitueerd aan de Wittevrouwenstraat) de meest toegankelijke plaats, maar gezien het feit dat er niemand aanwezig was die het vak kende en studenten raad kon geven, had het tot gevolg dat deze waardevolle collectie bijzonder ontoegankelijk werd. Bovendien waren veel titels in de catalogus vrijwel onvindbaar en werden de boeken bewaard in depotruimtes waarvoor geïnteresseerden eerst een aanvraag moesten doen. Dit zorgde ervoor dat in 1974 werd overeengekomen dat een gedeelte van de keltologische werken uit de boekencollectie in een ‘langdurige leen’ bij Keltische taal- en letterkunde ondergebracht zou worden, voor zolang het Keltisch als vakgebied te Utrecht zou bestaan. Tegelijkertijd drong Draak erop aan om de opleiding het ‘Instituut A. G. Van Hamel voor Keltische taal- en letterkunde’ te noemen. Hier ging het College van Bestuur vooralsnog niet mee akkoord: de opleiding was te klein om de betiteling ‘Instituut’ te rechtvaardigen. Wel werd de studie als vakgebied erkend en kon een gedeelte van de boekencollectie in het pand aan de Herenstraat 34 worden geplaatst. Na onderhandelingen en misverstanden geschiedde dat in 1976. Intussen was Keltisch in Utrecht geconcentreerd en was de studie Hongaars, ook in Herenstraat 34 ondergebracht, opgeheven. Keltisch werd nu een kopstudie: een studierichting zonder eigen doctoraalopleiding. Met deze status kon Keltisch als studierichting beoefend worden door studenten nadat deze een propedeuse van een andere letterenopleiding behaald hadden.
In 1982 ging Maartje Draak met emeritaat en werd opgevolgd door Doris Edel. Inmiddels was er wel sprake van het Instituut A. G. Van Hamel voor Keltische taal- en letterkunde, en die was nu gehuisvest aan het Lucas Bolwerk. In een brief van 13 oktober 1982 wordt geconcludeerd dat de continuïteit in het onderwijs en onderzoek in het Keltisch op langere termijn gegarandeerd is. De ruim tweehonderd banden en drie tijdschriftenreeksen die eerst in depot waren gegeven, worden nu definitief overgedragen van de Universiteitsbibliotheek aan het Keltisch Instituut. Deze collectie moet volgens het bestuur qua signatuur nog wel worden geconverteerd: de boeken moeten nieuwe etiketten krijgen met de aanduiding ‘’Keltisch Instituut’’, waarbij het oude Van Hamel-signatuur vervangen moet worden door een nieuwe signatuur op onderwerp. In de praktijk is deze conversie maar half uitgevoerd; de werken werden inderdaad voorzien van een stempel met aanduiding van het Keltisch Instituut, maar in veel werken is het oude Van Hamel-signatuur ook nog aanwezig.
Nadat het Keltisch Instituut was opgegaan in de vakgroep Duits-Engels-Keltisch, en een plaats kreeg op Trans 10, werd de volledige boekencollectie weer ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek. Een deel stond in open opstelling in de Letterenbibliotheek aan de Wittevrouwenstraat, terwijl de rest van de collectie Van Hamel, met enige aanvullingen, in een depot bleef, ook in de binnenstad. Pas na een aanvraag konden studenten hier boeken uit lenen. Het gedeelte in het depot verhuisde in 2002 naar de locatie van de bibliotheek in de Uithof (nu Science Park), waar het zich nog steeds bevindt. Tegenwoordig is de collectie Van Hamel terug te vinden in de open opstelling in de UB Binnenstad en in het depot in de UB Science Park – en gedeeltelijk ook op internet.
De omvang van de collectie
Het is momenteel niet eenvoudig om de precieze omvang van Van Hamels legaat te achterhalen, maar zeker niet onmogelijk. Dit proces is namelijk vergemakkelijkt doordat er veel onderzoek naar de collectie en haar verblijfplaatsen is gedaan. De oude standlijst van de collectie is bewaard gebleven, inclusief de signaturen van de verhuisde werken. De collectie bestaat uit boeken in alle soorten en maten, brochures en tijdschriftenreeksen. Het is een aanzienlijke collectie, waarvan het Van Hamel signatuur doorloopt van nummer 1 tot en met 1361. Dit betekent echter niet dat de collectie uit exact 1361 werken bestaat. Binnen deze nummering staan namelijk ook titels die uit meerdere delen bestaan. Een voorbeeld hiervan is Van Hamel 705: Studia Islandica (1937-2006), die uit 56 individuele delen bestaat, die echter wel allemaal op hetzelfde signatuur staan. Ook is het zo dat er van deze 1361 nummers een aantal titels missen, al zijn dit er niet meer dan een handvol. Twaalf afzonderlijke titels die vergaard zijn tussen de jaren 1961 en 1971 hebben de speciale aanduiding ‘’Van Hamel oct’’ gekregen. Onder de nummers Van Hamel 1 tot en met 1361 zijn ook de voorgenoemde ruim tweehonderd titels die in de open openstelling in de UB Binnenstad te vinden, onder een andere signatuur. Ook staan er nu nog vijftien titels in de leeszaal en de handboekerij van de Bijzondere Collecties in de UB Science Park. Het gaat hier om een aantal facsimile-uitgaves en catalogi, welke nog regelmatig worden gebruikt voor colleges of door onderzoekers. Alles bij elkaar gaat het om ruim 1500 titels, en daarnaast bevat de collectie ook nog 45 tijdschriftenreeksen en circa 180 brochures, voornamelijk overdrukken van verschillende artikelen. Hierbij moet wel aangemerkt worden dat een gedeelte hiervan bestaat uit aanvullingen op de collectie nadat Van Hamel overleden was. De precieze omvang van Van Hamels eigen collectie moet nog in kaart worden gebracht.
Een deel van de collectie Van Hamel is door de universiteitsbibliotheek gedigitaliseerd. Het gaat hier om een kleine honderd werken die terug te vinden zijn in een lijst die gepubliceerd is in het Digitaal Repertorium van de Universiteit Utrecht.[3] Deze lijst is gebaseerd op een eerdere lijst, samengesteld door Marloes Koelewijn en Nina Vogels tijdens een stage in 2018, waarin werd onderzocht welke werken in de collectie Van Hamel voor digitalisering in aanmerking zouden komen. De huidige lijst bevat de bijna honderd titels die door de Universiteitsbibliotheek uiteindelijk zijn gedigitaliseerd. De bibliotheek digitaliseert werken globaal gezien om twee redenen, beide met als hoofdmotief dat het ten behoeve van onderwijs en onderzoek gebeurt. De eerste daarvan is simpelweg dat het werk nog niet elders online te vinden is of wel digitaal staat bij een andere instelling, maar een gelimiteerde toegang heeft voor bezoekers van buitenaf vanwege het copyright (een werk wordt vrij van copyright wanneer de auteur(s) 70 jaar geleden of langer zijn overleden). De bibliotheek kan er dan voor kiezen om het werk zelf in te scannen en online te publiceren. De tweede reden om een werk te digitaliseren is wanneer het bepaalde bijzonderheden heeft. In veel van de werken in Van Hamels collectie zijn bijvoorbeeld aantekeningen terug te vinden. Zelfs al staat er al een versie van hetzelfde werk digitaal in een collectie van een andere instelling, de bijzonderheden maken het dan toch de moeite waard om het eigen exemplaar zelf ook te digitaliseren.
Naast digitaal zijn de werken van Van Hamel vooral te vinden in het depot van de UB Science Park. De collectie Van Hamel is in het depot ondergebracht in vier volle stellingkasten, die opgeteld ongeveer 88 strekkende meter aan boeken beslaan. De boeken staan thematisch gerangschikt in de kasten. Zo bestaan er secties over Scandinavië, Wales en Germanen en een aantal planken zijn gewijd aan de tijdschriftenreeksen en de mappen met brochures. Zoals gezegd werd de collectie aangevuld tot ver na het overlijden van Van Hamel. Zo dateert de meest recente uitgave in de collectie uit een deel van de tijdschriftenreeks Studia Islandica uit 2006. Aan de andere kant van het spectrum staan de oudere boeken, waarvan de oudste dateert uit 1707. Dit is de Archeologia Britannica van Edward Lhuyd (Van Hamel 21).
De inhoud van de collectie
Na het overlijden van Van Hamel was het de taak aan de waarnemend bibliothecaris van de Rijksuniversiteit Utrecht om de collectie te inspecteren en te beoordelen. In een brief uit 1945 werd geschreven dat tijdens een bezichtiging aan de boekerij al snel bleek dat zij bestaat uit een zeer fraaie collectie werken over taalwetenschappen, vooral over Oudnoors en Keltisch.[4] Het waren echter niet alleen taalwetenschappelijke studieboeken die Van Hamel interesseerden. Zo is in de collectie namelijk ook een aantal muziekboeken te vinden. Van Hamel was naast geleerde ook violist, wat zijn interesse in de muziek verklaart. Onder het signatuur Van Hamel 29 (The songs and hymns of the Gael uit 1900) en Van Hamel 33 (Musical and poetical relicks of the Welsh bards uit 1794) zijn twee fraaie liederenboeken te vinden, beide voorzien van bladmuziek (afb. 1).
In de laatste is ook een tweetal volbladgravures te zien waarop onder andere een harpspeler te zien is (afb. 2). Naast een aandeel in muziekboeken, is er in de collectie ook een aantal fictieboeken te vinden. Het gaat hier om verhalende boeken, die Van Hamel wellicht gebruikte om de taal te oefenen of voor hun culturele waarde. Een voorbeeld hiervan is Van Hamel 484, die later ook nog ter sprake zal komen. Dit boek betreft een reisverslag in het Welsh. Hiernaast zijn er ook een drietal Bretonse dichtbundels terug te vinden in de digitale collectie: Van Hamel 547,[5] 548 [6] en 549.[7] Alle drie de werken bevatten illustraties, waardoor ze erg aantrekkelijk ogen en ze bevatten muzieknotatie als hulpmiddel om de poëtische teksten te kunnen reciteren of zingen.
Een unieke collectie
Niet alleen de verscheidenheid aan verschillende onderwerpen en uitgaves maakt deze collectie zo speciaal. Het is ook de uniciteit van sommige werken die deze collectie zo belangrijk maakt voor Nederland. Wat een werk bijzonder maakt kan erg uiteenlopen. Ik zal drie soorten bijzonderheden doornemen: aantekeningen, dedicaties en werken die een lust voor het oog zijn.
In tientallen werken in de collectie van Van Hamel zijn aantekeningen terug te vinden. Deze aantekeningen variëren van aard, maar hebben alle met elkaar gemeen dat ze ons iets kunnen vertellen over Van Hamel als geleerde en als persoon. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld correcties of aanvullingen op de tekst, verwijzingen naar andere literatuur en vertalingen van woorden en zinnen.
Veel van de verzamelde werken zijn geschreven in een andere taal dan Van Hamels moedertaal, waardoor het niet verrassend is dat er her en der een vertaling in de kantlijn staat. Een mooi voorbeeld van een werk met veel van dit soort aantekeningen is het gedigitaliseerde werk Van Hamel 210, het Ceachta cainnte gramadaighe oftewel The practical Irish grammar (1923).[8] Dit werk bevat een overzicht van de Ierse grammatica en is ook geheel geschreven in het Iers. Er staan veel tabellen, kolommen en rijtjes in en zelfs een persoon zonder enige kennis van de Ierse taal kan uit de opmaak afleiden dat het een overzichtelijk werk is wat bedoeld is om uit te leren. Het is dan ook niet geheel verrassend dat er aantekeningen van vertalende aard in staan. Eenzelfde voorbeeld is terug te vinden in Van Hamel 393: A short Welsh-English dictionary.[9] Dit gedigitaliseerde Welsh-Engelse woordenboek is qua aantekeningen nog indrukwekkender. Het werk zelf is een overzichtelijke lijst zoals men dat van een woordenboek zal verwachten, maar in de kantlijn is op meerdere pagina’s haast geen lege ruimte meer te vinden door de vele extra vertalingen die Van Hamel heeft toegevoegd. Het zijn echter niet alleen lesboeken waar Van Hamel zijn vertaalkunsten op heeft toegepast, zoals terug te zien is in het gedigitaliseerde werk met signatuur Van Hamel 484: Dringo'r Andes (1909).[10] Dit verhalende werk, geschreven in het Welsh, is een stuk luchtiger van aard dan de hierboven besproken lesboeken. Het bevat een creatief reisverslag naar het Andesgebergte en in de kantlijn zijn potloodaantekeningen met vertalingen van Welshe woorden te vinden. Dit boek springt er echter ook nog om een tweede reden uit, namelijk de penaantekening op het voorblad van het werk. Deze notitie brengt ons daarom ook naar de tweede soort bijzonderheden die te vinden is in de boekencollectie van Van Hamel: persoonlijke berichten en dedicaties.
De connecties van Van Hamel
Op het voorblad van Dringo'r Andes is een dedicatie in het Welsh aan Van Hamel van Thomas Herbert Parry-Williams (1887-1975) uit Arfon te lezen. Hij schrijft lovend over Van Hamel en zegt fijne tijden met hem te hebben doorgebracht. Dit is echter niet de enige schenking van deze persoon; ook Van Hamel 424 (Pedeir keinc y Mabinogi, 1897) is in mei 1920 door hem geschonken.[11] Dit soort geschenken zijn niet ongewoon in deze collectie; een ander bijzonder voorbeeld is Van Hamel 250. Deze editie van het bekende Ierse Lebor na hUidre (1929) is geschonken aan Van Hamel door niemand minder dan de redacteurs R. I. Best en Osborn Bergin zelf (afb. 3). Andere noemenswaardige dedicaties zijn terug te vinden in bijvoorbeeld Van Hamel 54 (Miscellanea, 1914-1919).[12] Op een van de pagina’s voorin het boek is een kort maar krachtige dedicatie geschreven door Wilhelm Uppström (1844-1935) (initialen W. U.). Grappig om op te merken is de fout die Uppström hier begaat: hij draait de twee voorletters van Van Hamel om en noemt hem hier G. A. van Hamel, wat toevalligerwijs de voorletters van Van Hamels vader zijn. Nog een noemenswaardige dedicatie is te vinden in Van Hamel 183 (Guide to the Celtic antiquities of the Christian period preserved in the National Museum, Dublin, 1909).[13] Voorin het boek is een boodschap te lezen van R. I. Best, dezelfde als hier eerder genoemd, geschreven rond de Kerst van 1909. Blijkbaar waren de feestdagen een goede tijd van het jaar om elkaar boeken te schenken, want in Van Hamel 265 (Scéla mucce Meic Dathó, 1935) wenst niemand minder dan de auteur van dit werk, Rudolf Thurneysen, Van Hamel een fijn nieuwjaar.[14] Een laatste noemenswaardig voorbeeld is Van Hamel 104 (Mélanges de philologie offerts à Jean Jacques Salverda de Grave, 1933).[15] Hierin wordt Van Hamel genoemd in de lijst van ingeschrevenen. Zo’n benoeming benadrukt nogmaals het belang van geïnteresseerden in deze vakgebieden. Zonder hen zullen uitgaves als deze namelijk waarschijnlijk niet mogelijk zijn. Dedicaties als de bovengenoemden zijn niet alleen leuk om te vinden, ze kunnen ons ook meer vertellen over de relaties die een persoon als Van Hamel met anderen had. Van Hamel zal vast en zeker gewaardeerd zijn onder auteurs, aangezien er in zijn collectie meerdere werken terug te vinden zijn die aan hem geschonken zijn.
Naast alle aantekeningen, dedicaties en andere vele inscripties die in de werken te vinden zijn, is er nog één aspect van een werk wat nog niet ter sprake is gekomen: het originele uiterlijk van een boek. In de collectie Van Hamel zijn absoluut een paar prachtige pareltjes te vinden, waarvan ik er hier een aantal zal noemen. Eerdergenoemd is al het muziekboek Van Hamel 33 met de harpspeler als volbladgravure. Dit soort illustraties zijn in meerdere boeken terug te vinden, zoals in de gedigitaliseerde Van Hamel 475 (oud signatuur): Chwedlau Cymru fu (The Child’s Mabinogion) uit 1907, die prachtige illustraties toont als visuele begeleiding bij het verhaal.[16] Voorin dit boek staat ook een potloodaantekening met de gegevens van de vorige eigenaar. Het boek was in het bezit van Richard Wynne Parry-Williams, een leerling van de County School in Portmadog, Wales, wat bovendien een achternaam is die al eerder in dit artikel genoemd is. Hij is namelijk de broer van Thomas Herbert Parry-Williams, de persoon die Van Hamel 424 en 487 gedoneerd heeft. Hun vader was leraar en dichter Henry Parry-Williams, die naast zijn gewone werk in de zomermaanden continentale geleerden ontving in zijn huis om ze vervolgens Welsh te leren.[17] Van Hamel was een van zijn leerlingen en is op deze manier wellicht aan een aantal Welshe werken gekomen.
Veel werken bevatten ook kleinere illustraties, waaronder gedecoreerde initialen. Een mooi voorbeeld hiervan is Van Hamel 236: de zesdelige Carmina Gadelica (1900-1971). Dit prachtige liederenboek bevat Schotse liederen met hun Engelse vertalingen. Elk lied begint met een gedecoreerde initiaal zoals te zien is op de foto (afb. 4). Dit boek springt er echter uit op nog een vlak, namelijk de kaft. Om het werk heen zit een stoffen band, iets wat vrij uniek is binnen deze collectie, waarop een plant gestikt is (afb. 5). Andere mooie kaften zijn te vinden in bijvoorbeeld Van Hamel 174: Myths and legends of the Celtic race (1911). Op een groene kaft zijn glanzende gouden versieringen te zien en ook de binnenkant bevat enkele mooie illustraties (afb. 6). Een laatste opvallend werk is Van Hamel 1047: Finnische und estnische Volksmärchen (1922).[18] Dit werkt springt er voor mij persoonlijk net even uit door de illustraties en initialen die opgemaakt zijn in een meer Scandinavische stijl, wat goed correspondeert met de inhoud van het boek en het diverse en uitgebreide interessegebied van Van Hamel.
De toekomst van het Keltisch
In 2023, precies honderd jaar na de aanstelling van Van Hamel als hoogleraar, zal de vestiging van Keltische studies in Nederland gevierd worden; hetzelfde jaar waarin het International Congress of Celtic Studies gehouden zal worden in Utrecht. Dit legt des te meer nadruk op het belang van de bijzondere boekencollectie van Van Hamel. Deze unieke collectie heeft het voor Keltisch mogelijk gemaakt om zich als vakgebied in Nederland te kunnen ontwikkelen. Zonder deze collectie zouden vele oudere werken, die voor de studie van de Keltische talen en hun letterkunde onmisbaar zijn, niet beschikbaar zijn geweest voor studenten en onderzoekers. De overplaatsing van een deel van de collectie naar de Keltische ‘handbibliotheek’, wat hierboven ook ter sprake is gekomen, laat eveneens het belang van het legaat voor de beoefening van de keltologie in ons land zien. Van Hamel was de grondlegger van de keltologie in Nederland, maar het zijn zijn leerlingen én bibliotheek geweest die voor continuïteit hebben gezorgd.