Since 2008, the Welsh publishing house Dalen has been issuing translations of various Franco-Belgian comics into most of the Celtic languages, as well as into Scots. This article explores the Welsh, Irish, Scottish Gaelic and Scots translations of Astérix chez les Bretons. In its original form, the comic makes fun of British (especially English) customs as well as the English language from a foreign (French) perspective. The Celtic translations have engaged with the cultural and linguistic puns in rather different ways, reflecting the complicated relationship of each Celtic-speaking community with the English. While the Welsh translation focuses on making fun of the English language, the Scots and Scottish Gaelic translations are more overtly political. These differences may be said to reflect the different nature of Welsh and Scottish national identity: cultural and linguistic nationalism in Wales versus political nationalism in Scotland. Meanwhile, the Irish translation treats the Britons more like a foreign nation and largely avoids overt signs of resentment.
De Franco-Belgische strip heeft een behoorlijke reputatie hoog te houden. Nadat de kunstvorm van het beeldverhaal van Amerika naar Europa oversloeg, ontstond er in de Franstalige wereld onmiddellijk een traditie. Nog in de jaren dertig zorgde Hergé met Kuifje voor de emancipatie van het genre. In plaats van korte, onderhoudende cartoons kwamen nu volwaardige en zorgvuldig getekende avonturen. Na de Tweede Wereldoorlog kwam Asterix op, een strip van René Goscinny (scenario) en Albert Uderzo (tekeningen) die speelt in het Gallië van kort na de Romeinse verovering. De titelheld woont in een klein dorpje in Armorica, dat dankzij de toverdrank van druïde Panoramix, die voor bovenmenselijke kracht zorgt, de bezetter buiten de deur weet te houden. Ondanks de wat gymnasiale humor bleek het verhaal in brede kring aan te slaan.
De universele aantrekkingskracht van zowel Kuifje als Asterix blijkt uit de talloze vertalingen die ervan werden gemaakt. De albums van beide series zijn verkrijgbaar in meer dan honderd taalvariëteiten. Vertalingen in grote (Engels, Duits, Spaans, Portugees) en middelgrote talen (Nederlands, Italiaans, Zweeds) werden al vrij snel op de markt gebracht. De boeken zijn echter ook in talloze minderheidstalen verschenen.
Uitgeverij Dalen uit Tresaith, een dorpje in Zuidwest-Wales, houdt zich sinds 2008 bezig met het publiceren van Kuifje, Asterix en andere strips in het Welsh. Thans (juli 2019) omvat hun catalogus 16 Welshe Kuifjevertalingen (van in totaal 24 albums in het oorspronkelijke Frans) en 14 vertalingen van Asterix (op een totaal van 37, inclusief bundelingen en gedenkalbums). De catalogus groeit nog jaarlijks aan; voor beide reeksen is onlangs een uitbreiding aangekondigd. Daarnaast geeft de uitgeverij onder meer Lucky Luke (Lewsyn Lwcus) uit. Sinds 2013 houdt de uitgeverij zich ook bezig met andere Keltische talen. In dat jaar verschenen twee vertalingen van het Kuifjealbum L'Île Noire, één in het Schots-Gaelisch (An t-Eilean Dubh) en één in het Scots (The Derk Isle)[1]. Ook Asterix verscheen daarna in beide talen. Al gauw volgden Kuifje- en Asterixedities in het Iers, en in 2014 verscheen Kuifje zelfs in het Cornisch.
In dit artikel willen wij de lezer inleiden in het project rond deze uitgaven. Eerst schetsen we een beeld van de hele onderneming, vervolgens proberen wij, aan de hand van het album Astérix chez les Bretons, aan te tonen hoe de vertalers hun eigen, Keltische draai aan dit verhaal hebben gegeven.
Dalen: grote plannen voor kleine talen
De grote man achter uitgeverij Dalen is Alun Ceri Jones. Jones was al in zijn jeugd fan van Europese strips en begon, eerst uit het Engels, later rechtstreeks uit het Frans, Asterix naar zijn moedertaal om te zetten. Van zijn hand verschenen tussen 1976 en 1981 acht titels bij uitgeverij Gwasg Y Dref Wen.[2] Daarna werd de serie afgebroken en werden de boeken niet meer bijgedrukt.
In de nieuwe eeuw probeerde Jones de serie nieuw leven in te blazen. Dat viel niet mee. Grote uitgeverijen bleken over het algemeen niet happig om uitgaven in kleine talen te verzorgen. Het hoofddoel van deze bedrijven is uiteraard het maken van winst; wie een vertaling (al dan niet in licentie) wil uitbrengen, moet eerst aantonen dat hij de kosten eruit haalt. Daarbij kwam dat Asterix eind jaren negentig was overgenomen door uitgeverij Hachette. Dat, en diverse twisten rondom de toekomst van Asterix (moest de reeks, nu Uderzo op leeftijd raakte en zijn laatste album bijzonder ongunstig ontvangen werd, worden voortgezet of niet?), vertraagde het opstellen van een nieuwe Asterixreeks in het Welsh. Pas in 2011 konden de voorbereidingen beginnen en het jaar daarop verschenen de eerste twee albums. Ter vergelijking: met Kuifje in het Welsh werd in 2008 al een begin gemaakt.
Het spreekt voor zich dat uitgaven in een kleine taal kleinere winstmarges opleveren. Bovendien geniet de Franco-Belgische strip in het Verenigd Koninkrijk niet de populariteit die hij in Frankrijk, Duitsland en de Benelux heeft.[3] Hierdoor zal een Welshe vertaling nog minder verkocht worden dan een vertaling in een vergelijkbare taal van het continent (het Fries bijvoorbeeld). Voor alle reeksen heeft de uitgeverij fondsen moeten aanspreken; ook particuliere sponsoren werden opgetrommeld.
Dit geldt voor het Welsh, maar a fortiori voor de andere talen die Dalen verzorgt. Het Welsh heeft honderdduizenden sprekers en is in veel plaatsen nog altijd de omgangstaal. Er bestaat een uitgebreide infrastructuur die de taal ondersteunt; uitgaven zoals deze stripvertalingen worden verkocht in gespecialiseerde Welshe boekwinkels. De sprekersaantallen van het Iers en Schots-Gaelisch lopen hooguit in de tienduizenden, al is het Iers wel een verplicht schoolvak in de Republiek Ierland en zijn er dus veel tweedetaalsprekers. Het Scots heeft miljoenen sprekers, maar de emancipatie van die taal is pas de laatste jaren goed op gang gekomen. Veel sprekers zien hun taal als een Engels dialect; de zogenaamde taalwil is, vergeleken met de Keltische talen, gering.
Een nog grotere uitdaging bieden de marginale talen. Na het publicitaire succes van Kuifje in het Schots-Gaelisch en het Scots werd Dalen benaderd met de vraag of dat ook in het Cornisch kon. Dat kon, en in 2014 verscheen Kuifje in het Cornisch. Maar voor een taal met zo weinig sprekers (hoogstens 3000) is een hele reeks wat te veel gevraagd. Er zijn nu twee vertalingen in het Cornisch verschenen en daar zal het waarschijnlijk bij blijven. Asterix in het Cornisch is op zijn best iets voor de verre toekomst. Hetzelfde geldt voor Asterix en Kuifje in het Manx of het Jèrriais (het bijna verdwenen Normandische dialect van Jersey).
Het aantal daadwerkelijke sprekers zegt niet alles. Zoals boven vermeld, werkt de status van het Scots in zijn nadeel: relatief weinig sprekers zijn geïnteresseerd in boeken in hun taal. Bij de Keltische talen is het vaak andersom: er is, naast het kleine publiek van vloeiende sprekers, een vrij groot publiek van lezers dat de taal niet goed kent, maar toch zeer gemotiveerd is om zijn kennis door middel van lectuur te onderhouden of uit te breiden.
Buiten de Keltische wereld is er bovendien een aanzienlijke markt van verzamelaars. Zij willen uitgaven in zoveel mogelijk talen hebben en of ze die daadwerkelijk kunnen lezen maakt hun niet uit. Er is dus een ondergrens aan de verkoop waar een nieuwe uitgave, mits goed gepromoot, niet doorheen zal zakken, hoe klein de taal ook is. Bewijs voor deze stelling leveren onder meer uitgaven in het Mirandees (een Asturiaans dialect in Noordoost-Portugal met ongeveer 10.000 sprekers) en diverse bedreigde Finse dialecten.
Astérix chez les Bretons
Onze casus betreft het achtste album uit de serie: Astérix chez les Bretons.[4] Dit verhaal werd vanaf 9 september 1965 voorgepubliceerd in het stripblad Pilote en verscheen het jaar daarop in albumvorm.[5] Het verhaal opent met de Romeinse invasie van Brittannië. Caesar organiseert een strafexpeditie naar dit eiland, dat de Galliërs in hun oorlog zo vaak heeft geholpen. Net als in Gallië is er ook in Brittannië één dorpje dat de Romeinen weet te weerstaan. Anders dan het dorp van Asterix hebben zij echter geen toverdrank en dreigen ze het spoedig tegen de Romeinse overmacht af te leggen. Eén van de dorpelingen, Jolitorax, heeft een neef in Gallië (Asterix) en roept hem te hulp. Panoramix, de druïde, maakt een ton toverdrank en Asterix en Obelix gaan mee naar Brittannië om Jolitorax te helpen. Daar aangekomen blijkt het nog niet zo gemakkelijk om het dorp te bereiken: de Romeinen zijn gewaarschuwd en steeds moet het drietal onderduiken, vluchten of omreizen. Uiteindelijk weten de Romeinen de ton te vernietigen. Niettemin lukt het Asterix, Obelix en Jolitorax het opstandige dorp te bereiken en de aanval af te slaan. Door een list van Asterix wordt bovendien de thee uitgevonden, die de Britten de kracht geeft om de Romeinen permanent te weerstaan.
De verhalen van Asterix staan bekend om hun grote historische betrouwbaarheid. De beide geestelijk vaders hebben zich grondig verdiept in literatuur uit en over de oudheid (in het bijzonder Caesar zelf en Strabo), waardoor de wereld van toen redelijk betrouwbaar wordt weergegeven – afgezien van de vele bewuste anachronismen.[6] Ook van dit boek kloppen de hoofdlijnen. Brittannië werd in de eerste eeuw voor Christus (de tijd waarin Asterix speelt) inderdaad door Kelten bewoond, die ongeveer dezelfde taal als de Galliërs spraken. In 54 voor Christus ondernam Caesar inderdaad een strafexpeditie naar het eiland, waarin hij stuitte op de legers van Cassivellaunus, die zich ten langen leste moest overgeven. Eén belangrijk ding klopt niet: in het album wordt Brittannië afgeschilderd als een Romeinse provincie, met geplaveide wegen, een diepgeworteld garnizoen en een gouverneur die een paleis bewoont. In werkelijkheid is het in Caesars tijd bij deze expeditie gebleven. Pas een eeuw later zou (een deel van) Brittannië echt bij het Rijk worden ingelijfd en zouden Romeinen zich er permanent vestigen.
Meer dan andere strips draait Asterix om zijn humor. De humor, die voor een groot deel bestaat uit knipogen naar de huidige tijd, is waarschijnlijk een belangrijke reden waarom het verhaal zo universeel aanslaat. In veel Asterix-albums worden andere volkeren op de hak genomen. Al in het derde album, Astérix chez les Goths, verschijnen de Goten als militaristische stam met Pruisische Pickelhauben. Later komen onder meer de Hispaniërs, de Helvetiërs en de Belgen aan de beurt. Steeds worden de tegenwoordige eigenaardigheden van deze landen naar de oudheid vertaald. De Spaanse processies van de Goede Week zien we bijvoorbeeld terug als optochten van ernstig kijkende druïden en de Helvetiërs staan er met Zwitserse precisie op dat na een Romeinse orgie de vloer meteen wordt gedweild. De ietwat neerbuigende houding jegens andere volkeren lijkt typerend voor het Franse chauvinisme. In werkelijkheid hadden de auteurs beiden een allochtone achtergrond (Goscinny stamde af van Oost-Europese joden, Uderzo werd geboren met de Italiaanse nationaliteit). Het is daarom niet vergezocht om in deze stereotypen ook een satire op het Franse wereldbeeld te zien. Ongetwijfeld zijn zij zelf vaak genoeg geconfronteerd met nare vooroordelen.
Geen enkel album neemt een land zo memorabel, uitgebreid en veelzijdig de maat als Astérix chez les Bretons. Alles in Brittannië lijkt wel anders dan in Gallië. Van het links rijden tot de Britse keuken, van de rijtjeshutten tot de openbare ossenwagens met een verdieping erop, niets lijkt hetzelfde als thuis. Ook de Beatles (“vier zeer populaire barden” waarvoor de meisjes staan te gillen) en het rugby (een gewelddadig spel dat Obelix graag wil meenemen naar Gallië) passeren de revue. De gevangenis van Londinium is een toren, en het paleis van de gouverneur lijkt sterk op Buckingham Palace.
In de jaren zestig, de tijd waarin het verhaal werd getekend, was het cultuurverschil tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk nog veel groter dan nu. Een grap over het pre-decimale geldstelsel (pag. 16 strook 4)[7] werd binnen vijf jaar door de tijd ingehaald, en ook verwijzingen naar lauw bier en de spreekwoordelijke Britse zelfbeheersing doen anno 2019 gedateerd aan. Uiteindelijk spreekt het boek grote waardering uit over dat vreemde land. Midden jaren zestig, met de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen, zal niemand de parallellen tussen de expeditie van Caesar en de mislukte Duitse invasie gemist hebben. Om deze knipoog kracht bij te zetten, wordt het opstandige dorp geleid door stamhoofd Zebigbos, een karikatuur van Winston Churchill. Na de overwinning op de Romeinen zegt Asterix: “À charge de revanche”. Met andere woorden: ooit kunnen jullie ons op onze eigen bodem bijstaan.
Een cultuur vertalen
Wanneer dit verhaal naar een taal van de Britse eilanden – hetzij Engels, hetzij Welsh, Iers of Schots-Gaelisch – wordt vertaald, levert dat problemen op. Sowieso is Asterix een moeilijk vertaalbare strip, die naast de knipogen naar de moderne tijd ook bol staat van de woordgrappen. De Britten gebruiken in het boek voortdurend Engels idioom, dat letterlijk naar het Frans is vertaald. In het Engels valt dat niet op, in de Keltische talen niet altijd. Ook de diverse Britse gewoonten zullen in de ogen van Engelsen en Welshmen minder vreemd lijken dan in Franse ogen. Eén manier om dit probleem te ondervangen is door het origineel extra vet aan te zetten. De Engelse vertaling laat de Britten, zoals zal blijken, bijzonder geaffecteerd praten. Een andere manier is om een verloren grap elders te compenseren. We zullen zien dat de Keltische vertalingen dat uitgebreid doen.
Hoewel het verhaal over de Britten in het algemeen gaat, is de Britse cultuur die erin gekarikaturiseerd wordt in de eerste plaats de Zuid-Engelse cultuur. Sommige zaken, zoals het rugby, zijn onder de Keltische naties net zo geliefd, andere gewoonten zijn door en door Engels. Dit stelt de Keltische vertalers in staat om de Engelsen, het grote buurvolk met zijn dominante cultuur en zijn historie van repressie, uitgebreid op de hak te nemen. Zoals Alun Ceri Jones het zelf verwoordt: “We can be very scathing of the English in a way that the English translations can never be.”
De culturele, soms zelfs politieke dimensie van de vertalingen uit zich op diverse manieren. In het Franse origineel (pag. 5 strook 4) geeft Obelix de Brit Jolitorax een compliment voor zijn broek van tweed, een stof uit Caledonië. Op Obelix' vraag of het duur is, antwoordt de Brit: Mon tailleur est riche (“Mijn kleermaker is rijk”). Dit is een verwijzing naar Assimil, een zelfstudiemethode voor diverse talen die in 1929 begon met Engels voor Franstaligen. Miljoenen Fransen begonnen met dit boek Engels te leren. De eerste les opent met de zin My taylor is rich. Zo succesvol was de methode dus, dat Fransen anno 1965 de Engelse taal ermee associeerden!
De vertaler naar het Engels besloot die verwijzing te negeren. In plaats daarvan werd het: My taylor makes a good thing out of it. Die zin heeft een air van superioriteit: ja, de stof is duur, maar dat maakt niet uit: ik kan zelfs een kleermaker betalen! De meeste Keltische talen hebben een vergelijkbare grap overgenomen. Zo zegt hij in het Welsh: Na, ond dyna fel y gwisgai'r oes o'r blân.: “Nee, maar dit is hoe men het vroeger droeg.” Ongeveer hetzelfde, maar nog een stuk geaffecteerder. In het Iers staat de Brit erop dat hij treabhsar draagt, niet bríste – een woordgrap die knipoogt naar briste (“gebroken”) maar ook een woordkeus die op kapsones duidt.[8]
In de beide Schotse vertalingen – die trouwens opvallend veel overeenkomsten vertonen[9] – is gekozen voor een politieke grap. De broek van tweed costs mair than their ile. They gie us that for free (“is duurder dan hun olie. Die geven ze ons gratis”)! Een verwijzing naar de Noordzeeolie, waarvan de baten in de staatskas vloeien. In het Schots-Gaelisch is zelfs het hele land voor de Britten: Nas daoire na an dùthaich aca (“duurder dan hun land”). De verwijzing naar de olie komt in beide albums nog eens terug op pagina 10, strook 4, in een grap over de tunnel onder de Mare Brittannicum (het Kanaal) die er wel moet komen maar die nog wel even vertraging zal oplopen.
Sowieso zijn de vertalingen naar het Scots en het Schots-Gaelisch de twee meest uitgesproken politieke. Dat volgt al uit de titel: waar het Welsh spreekt van Asterix a gorchest Prydain (“de victorie van Brittannië") heeft het Scots het over Asterix and the Sassenachs en het Schots-Gaelisch over Asterix agus na Sasannaich. (De Ierse vertaling sluit zich daarbij aan.) Sassanaich, letterlijk “Saksen”, bestonden nog niet voor de Germaanse invasie in de vijfde eeuw na Christus. Bovendien heeft dit woord in het Scots een pejoratieve bijklank (hoewel het in de populaire boekenserie Outlander juist als koosnaam wordt gebruikt). De vertalers hebben dat anachronisme er graag voor over om van meet af aan duidelijk te maken wie in dit verhaal precies de maat wordt genomen. (De Welshe vertaler koos hier voor Brytaniaid, wat letterlijk “Britten” betekent maar minder gebruikelijk is dan Brythoniaid. Dit doet hij om Welshe lezers, tenslotte ook Britten en als sprekers van een Britse-Keltische taal nog wel wat nauwer met de Britten uit de oudheid verbonden, zich niet aangesproken te laten voelen.)
De prominente plaats die politieke grappen in de Schotse uitgaven hebben, kunnen we verklaren uit de aard van de Schotse identiteit. Terwijl in Wales de nadruk ligt op culturele autonomie (niet in de laatste plaats de Welshe taal), heeft het Schotse nationalisme vooral een politieke dimensie – de beide vertalingen werden gemaakt rond het moment van het Schotse onafhankelijkheidsreferendum van 2014. De Schotse vertaler bevestigde dit desgevraagd; hij voegde eraan toe dat, mocht hij de vertaling nu hebben gemaakt, grappen over de Brexit bepaald niet van de lucht zouden zijn. In de Ierse vertaling ontbreekt deze politieke dimensie grotendeels. Ierland is, anders dan Wales en Schotland, een soevereine staat en de vertaler zag geen reden om de oorspronkelijke insteek van Goscinny – mild spotten met een vreemd land en zijn cultuur – te veranderen. Voor politieke grappen had hij de geschiedenis in moeten duiken; de Iers-Engelse geschiedenis is echter, in zijn eigen woorden, “niet om te lachen”.
De Welshe vertaling mag dan minder expliciet zijn, ze is bepaald niet van politiek ontbloot. De toespelingen zijn subtieler; vaak is er een grondige kennis van de taal voor nodig.[10] Op een zeker moment gaan Asterix, Obelix en Jolitorax (in de Welshe vertaling Inglansglorix, een verwijzing naar het lucifermerk England's Glory) op zoek naar de dief van hun ton toverdrank. Als ze in het verkeerde huis binnenvallen (pag. 29), treffen ze een oer-Engels stel. De man zit in een schommelstoel Les Temps te lezen (een uitgebikt stuk marmer); boven de brandende haard hangt een plaquette met Foyer doux foyer. In de Welshe vertaling heet de vrouw Magithatsha; de man heet Denix (naar Denis Thatcher, de man van Margaret). De tekst boven hun haard luidt Yn deg daw'n ing. Dat is een dubbele grap: de letterlijke vertaling “onze smart is fijn” komt al hard aan, maar als je de tekst opleest hoor je ook “Yn Deg Downing” – Downing Street 10. De krant die de man in het Welsh leest is trouwens niet The Times maar Yr Hwyrol Safon – The Evening Standard, een uiterst conservatieve Londense tabloid. Andere vertalingen hebben deze grap niet overgenomen. In het Scots staat er gewoon Hame sweet hame, het Gaelisch houdt het op Mo dhachaigh (“mijn huis”) en het Iers volgt met Beannaigh an bothán de Engelse vertaling (die er Bless this hut van maakt).[11] De krant die de man leest is in deze drie talen de Telegraph.
Ook de verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog ontbreken niet. Juist aan het begin (pag. 2 strook 1) vinden we een nieuwe verwijzing. Eén van de twee Britten die met ingehouden schrik de Romeinse vloot ziet naderen, zegt “we zullen op het strand tegen ze vechten”. Deze verwijzing naar de “bloed, zweet en tranen”-rede van Churchill (“We shall fight them on the beaches”) ontbreekt in het origineel en in de Engelse versie. Ze duikt hier echter in drie vertalingen op: naast de Welshe versie gebruiken ook de Scotse en de Schots-Gaelische vertalingen deze grap. De laatste twee voegen nog een knipoog toe. Ze laten de andere Brit zeggen: “Wie denk jij hier nu voor de gek te houden, meneer Caesar.” Dit is een verwijzing naar Dad's army, een comedyserie die in de Tweede Wereldoorlog speelt en als openingsmelodie het lied “Who do you think you are kidding, mr. Hitler” heeft. Voor Britten is die grap niet te missen.
Het feit dat de vertalingen in de jaren tien van deze eeuw gemaakt zijn, en niet in de jaren zestig van de vorige, schept problemen. Het gastoptreden van de Beatles is ook nu volstrekt begrijpelijk, maar niet meer zo grappig als in 1966 toen de band nog bestond. Het schept echter ook nieuwe mogelijkheden. Jones vertelde dat hij expliciet heeft geprobeerd de nieuwe vertaling een kind van haar tijd te laten zijn. De verwijzing naar Margaret Thatcher – die ten tijde van het origineel, maar ook ten tijde van de eerste Welshe vertaling uit de jaren zeventig, nog geen premier was – is er zo een. De grap over het eigenaardige Britse geld blijft vreemd genoeg 40 jaar na Decimal Day behouden, maar de vertaler voegt er een element aan toe. Hij laat Inglansglorix zeggen: “Brittannië zit niet bij de sestertie.” Deze knipoog naar de euro komt in alle vertalingen voor.
Naast alle grappen over de Engelsen wordt ook zelfspot niet geschuwd. Als Asterix en de zijnen een beker wijn bestellen (pagina 31 strook 2), zegt de waard verbolgen: “Eén beker voor jullie drieën? Jullie komen zeker uit Caledonia.” Uiteraard een verwijzing naar het stereotype van de zuinige Schotten. De beide Schotse vertalingen gaan dat niet uit de weg. In het Scots wordt die grap nog wat verder aangezet door als verklarende voetnoot “Jocks” te geven (een Engelse scheldnaam voor de Schotten). In het Welsh zijn het niet de Schotten die eraan moeten geloven. Ai rhai o'r Demetae sy'n gwerthu fflefrith o gwmpas y ddinas ydych chi?, luidt de vraag. “Zijn jullie van die Demetae die hier in de buurt melk verkopen?” De Demetae waren een Britse stam die in Zuidwest-Wales leefden, ongeveer in het huidige Ceredigion. De “Cardi's”, de inwoners van Ceredigion, trokken jarenlang naar Londen om daar melk te verkopen. Maar bovenal staan ze bekend als een volk “dat iets kan kopen van een jood, kan verkopen aan een Schot en er dan nog winst op maakt.”[12] Voor de goede orde: de vertaler komt zelf uit Ceredigion.
Het Engels: een 'vreemde' taal?
Een belangrijk deel van de humor uit het origineel richt zich op de Engelse taal. Op pagina 2, strook 1 wordt gemeld dat de Britten dezelfde taal hadden als de Galliërs. Zoals boven al opgemerkt, strookt dit bij benadering met de werkelijkheid. “Maar”, voegt het verhaal eraan toe, “[ze] hadden een ietwat speciale manier van uitdrukken.” Hierop volgt het plaatje waarop twee Britten de Romeinse schepen zien naderen. De ene zegt: Bonté gracieuse! Ce spectacle est surprenant!, de andere zegt: Il est, n'est-il pas? Dit soort anglicismen blijft het hele boek opduiken. Bovendien zetten Jolitorax en zijn landgenoten consequent het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord. Blijkbaar vinden Fransen dat verschil in zinsbouw erg bevreemdend. Het ontlokt Obelix de vraag: “Waarom praat jij andersom?”
Hier begonnen voor de Engelse vertaler de problemen. Een Engelstalig publiek zou een zegswijze als this spectacle is amazing of een zogenoemde 'tag sentence' als it is, isn't it? niet echt als vreemd ervaren. De vertaler loste dat probleem op door de uitdrukkingen nog veel vetter aan te zetten. De Britten spreken nu een belegen upper class-Engels: This is a jolly rum thing, eh, what? –I say, rather, old fruit! Wanneer het bootje van de drie rebellen door een katapult wordt geraakt, luidt de klacht van Jolitorax in het origineel dat het geen franc jeu was. Hier kiest de Engelse vertaler niet voor fair play, maar laat hij Anticlimax zeggen: I say, that's not cricket! Deze uitdrukking is door alle Keltische vertalingen overgenomen, uitgezonderd de Schots-Gaelische.
De Keltische talen zijn niet geheel gespeend van dat probleem. De Engelse 'tag sentences' komen ook in het Welsh voor. Ook daar zouden ze dus geen indruk maken. Een grap over “handen schudden”, wat Obelix opvat als aanleiding om Jolitorax finaal door elkaar te rammelen (pag. 4, strook 3-4), moet eveneens als verloren worden beschouwd. (Zelfs in het Nederlands heeft het anglicisme de hand schudden het inheemse de hand drukken al grotendeels vervangen, laat staan dat het nog op de manier van Obelix opgevat zou kunnen worden.)
De Engelse taal verschilt echter op genoeg punten van de Keltische talen. De Welshe vertaling lijkt daar het grondigst gebruik van te maken. Ook hier gaat het bijvoeglijk naamwoord aan het zelfstandig naamwoord vooraf (het Iers en het Schots-Gaelisch, waar dat net zo vreemd zou klinken, gaan hier niet in mee). Sterker nog: de hele zinsbouw is Engels, met het onderwerp, niet de persoonsvorm, voorin de zin. Ook spreken de Britten de ll constant uit als ffl. Aangezien de klank [ɬ] voor niet-Welshmen bijzonder lastig uit te spreken valt, kun je zulke realisaties bij beginnende leerders van het Welsh veelvuldig horen. Verder spreken de Britten elkaar vaak met het meervoudige chwi 'jullie' aan – de Engelsen hebben hun eigen thou immers afgeschaft ten gunste van you, wat oorspronkelijk alleen meervoud was.
Over het algemeen vinden we de typisch Engelse uitdrukkingen terug. Vaak kan de vertaler het Franse origineel volgen waar de Britse vertaler dat niet kon. Als Obelix in de “Toren” opgesloten zit en zijn medegevangene denkt dat hij gek is geworden (pag. 26, strook 2), zegt deze in het origineel: Il est devenu absolument noix. De Engelse vertaler nam zijn toevlucht tot het licht geaffecteerde completely bonkers. In de Welshe vertaling van Jones bleef het hollol gnau, “compleet noten”. Dat belette hem niet om nieuwe, veel sterkere voorbeelden te verzinnen, zoals joli dda sioe (jolly good show; pag. 3, strook 1) en rhosier ac afflan (roger and out; pag. 21, strook 1).
Ook in de andere vertalingen treden zulke vertalingen bij herhaling op. De eerste woorden die de Britten in de Ierse versie op pagina 2 laten horen zijn Cór bladhmaí!, ofwel de Engelse bastaardvloek cor-blimey in Ierse spelling. Grappen over de Engelse taal hebben hier echter niet zo'n prominente plaats als in de Welshe vertaling. Mogelijk komt dit door de zwakkere positie van de eigen taal. Sprekers van het Schots-Gaelisch en het Iers zijn in het dagelijks leven al zo vaak op het Engels aangewezen dat het geen vreemde taal meer is. De Engelse taal op zich zorgt niet meer voor verwondering. Bovendien hebben we eerder geconstateerd dat de Welshe identiteit zich veel meer dan de Schotse of Ierse rond de eigen taal concentreert.
De vertaler naar het Scots heeft maar weinig typisch Engelse uitdrukkingen in zijn versie verwerkt. Hoewel Obelix vindt dat Mixtermax (Jolitorax) een vreemd accent heeft (pag. 5, strook 1), gebruiken de Britten, net als alle personages, typisch Scotse woorden als wee (pag. 2, strook 3), lassie (pag. 15, strook 4) en clachan (pag. 16, strook 2). Wel onderscheiden de Britten zich in het verhaal door het gebezigde dialect: de vertaler legde ze het dialect van Edinburgh in de mond, dat weliswaar Scots is maar plattelandsbewoners zeer Engels in de oren klinkt.[13] Waarschijnlijk moeten we dit verklaren uit de positie van het Scots. Aangezien het een zustertaal van het Engels is, moet de vertaler oppassen met Engels idioom. Uitdrukkingen als goodness gracious en cor blimey zouden in het Scots wel onnatuurlijk klinken, maar niet zo potsierlijk als in het Welsh of Iers. Dit heeft de vertaler overigens niet belet om de “Sassenachs” af en toe een oer-Engels jolly in de mond te leggen.
Conclusie
De vertalingen van Astérix chez les Bretons naar diverse Keltische talen bieden unieke mogelijkheden voor zinspelingen en grapjes, die voortkomen uit het intensieve contact dat de Keltische naties door de eeuwen heen met de Engelsen gehad hebben. De aan Asterix inherente humor van woordgrappen en anachronismen leent zich uitstekend voor het toevoegen van zulke knipogen. Waar het Franse origineel zich vergaapt aan de bijzondere gewoonten van dit buurvolk, en de Engelse vertaling vooral als lachspiegel dient, dragen de Keltische vertalingen de sporen van eeuwenlange politieke repressie en culturele dominantie. Hierbij zien we wel een verschil tussen de Welshe vertaling en de beide Schotse vertalingen. De eerste spot zeer intensief met de Engelse taal, de laatste bevatten meer politieke grappen. Zulke grappen zijn terug te voeren op verschillen in hoe de beide Keltische naties hun identiteit plegen uit te dragen.
De onderneming van Dalen Llyfrau mag als een artistiek en publicitair succes worden aangemerkt. Het afgelopen decennium hebben zij de Keltische boekenmarkt verrijkt met talrijke uitgaven in een populair en gemakkelijk leesbaar medium, en zijn ze erin geslaagd deze onder een breed publiek bekend te maken. Hoewel zoiets als een stripboek nooit een taal kan redden, stemt dit succes hoopvol voor de toekomst.
De auteurs van dit artikel danken Alun Ceri Jones, eigenaar van Dalen Llyfrau en vertaler naar het Welsh, voor zijn geduldige en uitgebreide commentaar op alle aspecten van zijn werk. Ook danken zij de andere vertalers: Antain MacLochlainn (Iers), Matthew Fitt (Scots) en Raghnaid Sandilands (Schots-Gaelisch). Zonder hun hulp was het schrijven van dit stuk niet mogelijk geweest.