Het congresleven van A. G. van Hamel

From Kelten
k97-2023-zanten-van-hamel-maartje-draak-lindroth-mussolini
97
Gepubliceerd: 26 januari 2024
Het congresleven van A. G. van Hamel
Arwen van Zanten
Title (EN): The conference life of A. G. van Hamel
Abstract (EN): In 2023 the International Congress of Celtic Studies was held in Utrecht, as part of the centenary of the Utrecht chair of Celtic Studies. But what were conferences like a century ago, when the chair was founded? The archives of the first Dutch professor of Celtic Studies, A. G. van Hamel, tell us of both the first Arthurian Congress (Truro, 1930) and the first and third International Congress of Linguists (The Hague, 1928, and Rome, 1933). While conference life in general appears to have resembled that of our own times, the Rome congress was clearly remarkable, featuring an audience with Mussolini and a sponsored visit to a fascist exhibition.
Nu het ICCS afgelopen juli in Utrecht werd gehouden, mede ter ere van het 100-jarig bestaan van de studie Keltische talen en cultuur aan de Universiteit Utrecht, gesticht door professor A. G. van Hamel, is het wellicht interessant om eens naar Van Hamels eigen congresleven te kijken. Tegenwoordig zijn congressen een vast onderdeel van het academische werkveld. Ten tijde van Van Hamels professoraat stond dit fenomeen echter nog in de kinderschoenen. Hoe zag Van Hamels congresleven er destijds uit? In zijn correspondentie met Maartje Draak (1907-1995), professor Keltische taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht (1949-1982), komt het af en toe ter sprake, en in haar archief bevond zich een map documenten van Van Hamel van en over het Internationale Linguïstencongres in Rome.[1]

Arthuriaans Congres

In een schrijven van 7 april 1933 noemt Van Hamel het Eerste Arthuriaanse congres in Truro, dat in 1930 in Cornwall werd gehouden.[2] Dit heeft hij destijds bijgewoond, en hij adviseert Draak om op het tweede congres in Quimper (in Bretagne) dat jaar een voordracht te houden. Hij vertelt haar dat er waarschijnlijk ook een aantal andere vrouwen aanwezig zullen zijn, want in Truro waren er drie dames van haar leeftijd, twee uit Oxford en een uit Amerika, die ‘heel verdienstelyke mededeelingen deden’.[3] Ook denkt hij dat Draak op belangstelling mag rekenen, aangezien de internationale Arthuristiek nauwelijks bekend is met de Nederlandse Arthurliteratuur.
 

Afb. 1. Deelnemers aan het eerste International Arthurian Congress te Truro in Cornwall, 1930. Van Hamel staat zevende van links, een kalende man met stropdas en bril.

 
Van Hamel beschrijft het internationale karakter van het congres: ‘Al zullen er zeker weinig Amerikanen zijn [...] aan Engelschen en Franschen zal het niet ontbreken.’ Later schrijft hij: ‘Er komen behalve de eig[enlijke] congressisten altijd nogal menschen uit den streek, waar men bijeen is.’[4] Dit laatste klinkt de moderne congresbezoeker mogelijk vrij bijzonder in de oren. Kennelijk waren vrouwen zeldzamer op congressen dan leken? In ieder geval, schrijft Van Hamel: ‘men zal te Quimper zeker alles doen om den leden een aardigen tyd te bezorgen, te Truro hadden wy ook mooie uitstapjes en plechtigheden.’
 
Zowel Van Hamel als Draak besluiten beiden deel te nemen. Alle voorbereidingen lopen echter met een sisser af: het congres wordt afgelast, door een tekort aan deelnemers. Van Hamel schrijft dat hij zijn ‘bestede moeite en mijn vlijtig verzorgde Fransche zinnen toch wel even hard betreur als U de Uwe’, maar hij troost zichzelf met de gedachte ‘dat een overwicht van Fransche zijde, met de daarbij hoorenden bekrompen nuchterheid, ook onpleizierig geweest zou zijn.’[5] Uiteindelijk vindt het congres te Quimper in 1948 plaats, en wordt op deze bijeenkomst de International Arthurian Society (IAS) opgericht.[6]

Het eerste linguïstencongres 

Het enige andere congres dat duidelijk traceerbaar is in Van Hamels documenten, is het Internationale Linguïstencongres.[7] Dit werd in 1928 voor het eerst gehouden in Den Haag. Deze plaats werd gekozen vanwege de Nederlandse neutraliteit tijdens de Eerste Wereldoorlog. Van Hamel zat in de vakdeskundige commissie, die alle lezingen en paneldiscussies redigeerde en organiseerde.[8] Dit leidde tot de publicatie van de Actes du premier Congrès de Linguistes. Tenu à la Haye du 10-15 avril 1928 (Leiden 1930).[9] In zekere zin stond hij dus aan de wieg van dit congres, dat in 2024 zijn eenentwintigste editie beleeft.[10] Het eerste congres had 309 inschrijvingen ‒ of deze 309 ook allen deelnamen is niet bekend ‒ waaronder 35 vrouwen, waarvan er vijftien als aanhang meekwamen.

Professor H. J. Lindroth

In het archief van Draak zit ook een map met documenten van het derde Internationale Linguïstencongres in Rome in 1933.[11] Deze bevat onder andere twee artikelen uit de Götenborgs Morgonpost (Gothenburgse ochtendkrant) uit oktober 1933 en zijn geschreven door professor Scandinavische talen aan de Universiteit van Gothenburg, Hjalmar Axel Lindroth (1878-1947).[12] De krantenartikelen zijn uitgeknipt en aan Van Hamel gezonden, met de tekst: ‘Med hjärtlig vänhälsning Din Hj.L.’, ofwel: ‘met hartelijke vriendengroet, je Hj.L.’. Van Hamel sprak vloeiend Zweeds. De artikelen bevatten een verslag van het congres in Rome. Als motivatie voor de artikelen geeft Lindroth aan te willen proberen om voor de leek het ‘congresleven’ te beschrijven.[13]
 

Documenten van en over het derde linguïstencongres te Rome, 1933. Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4.

 
Van Hamel en Lindroth kennen elkaar ongetwijfeld van het eerste linguïstencongres, of van Lindroths bezoek aan Amsterdam in 1932.[14] Van Hamels kennis van Scandinavië en zijn talen, en misschien hun beider onderzoek naar plaatsnamen, of hun liefde voor klassieke muziek, zullen hier mogelijk een rol in hebben gespeeld.[15]

Het derde linguïstencongres 

Naar mening van Lindroth schortte er nogal wat aan de organisatie van het derde Internationale Linguïstencongres; veel moest nog op het laatst geregeld worden. Tevens vond hij dat de zalen van de Universiteit van Rome te wensen over lieten, deze waren klein en te warm, en bovendien slecht geventileerd. Velen vluchtten regelmatig naar buiten.[16]
 
Lindroth schrijft: ‘Verder heerste er op dit congres dezelfde onrust, zoals op meer en meer congressen, nu er meerdere voordrachten tegelijkertijd moeten plaatsvinden, en men daarom moet kiezen. Het was een voortdurend in- en uithaasten, en de meeste lezingen en discussies overschreden bedenkelijk de tijdsgrenzen.’[17] Dit is nog steeds een verschijnsel op congressen dat menigeen zal herkennen.
 
Ook toen al waren congressen plaatsen om te netwerken. Zo beweert ook Lindroth: ‘[…] voor mij en velen was het samenzijn met collega’s uit andere landen ‒ en hun dames ‒ in de restauranten, trattoria’s, bars en cafés (van verschillende kwaliteit) van Rome, iets dat hoorde bij de stemming van deze congresreis.’[18] Voor Van Hamel zal dit niet anders geweest zijn.
 
Er is echter een passage in Lindroths eerste artikel, waar Van Hamel het minder mee eens zal zijn geweest, namelijk: ‘Een actueel […] onderwerp werd op opzienbarende manier behandeld door een “bloedjonge” Duitse dame […]. In een sterk begrensd, formeel, uitmuntend betoog stelde zij belangrijke nieuwe perspectieven voor […] over de Eggjum inscripties. Het was vrij eigenaardig om zo’n blond familiemeisje met zekere elegantie inbreuk te zien maken in dergelijke omgevingen, die in vroeger tijden alleen aan ons kerels – of mogelijk een in één of ander uiterlijk opzicht meer misdeelde vrouw – waren voorbehouden.’[19] Van Hamel heeft deze lezing zeker bezocht, het archief Draak bevat namelijk ook een handout met deze runeninscriptie. De vrouw in kwestie was Anne Heiermeier, en haar lezing was getiteld ‘Fragen zur Inschrift des Eggjum-Steins’.[20]
 
Van Hamel zou minder verbaasd zijn geweest over een mooie, slimme vrouw dan de oudere professor Lindroth. Hij kende er namelijk meerdere, waaronder Draak.[21] Van Hamel was duidelijk meer meegegroeid in de academische vrouwenemancipatie dan Lindroth.[22]

Fascistisch Italië en uitstapjes

Op 25 augustus 1933, schrijft Van Hamel aan Draak: ‘Nu ga ik in September alleen maar naar het linguistencongres in Rome (70% korting op de Italiaansche spoorwegen) en knoop daar een 10 dagen in Florence aan vast, waar ik nooit geweest ben.’[23] In Lindroth lezen we dat de ‘voorwaarde van dit privilege [de 70% korting, red.] […] slechts een bezoek [is] aan de fascistische tentoonstelling in Rome, en daar wordt dan je toegangskaart bestempeld.’[24] Van Hamel heeft deze tentoonstelling dus ook bezocht, naar alle waarschijnlijkheid met eenzelfde instelling, namelijk: niet langer dan strikt noodzakelijk. Opportunisme vóór idealisme dus in deze.[25]
 
Lindroth beschrijft echter ook een audiëntie van 30 congresdeelnemers met de duce Benito Mussolini in het Palazzo Venezia.[26] Mussolini was tenslotte de voorzitter van het Erecomité van het congres.[27] Het is grotendeels onbekend wie deze 30 deelnemers waren, met uitzondering van de professoren Indo-Europese Taalkunde uit respectievelijk Florence en Parijs, Paolo Emilio Pavolini (1864-1942) en Joseph Vendryes (1875-1960). Lindroths taalgebruik in zijn artikel toont duidelijk dat Mussolini hem imponeert: ‘Bedenk in ieder geval dat in onze tijd een verzameling vooraanstaande vertegenwoordigers van de humanistische studies van de Europese staten als schooljochies moesten gaan staan – en zichzelf nauwelijks herkenden ‒ voor [Mussolini].’[28] Daarbij lijkt Lindroth geïntimideerd te zijn door het bezoek: ‘Mussolini stapte achter zijn bureau – welke er overigens zeer “opgeruimd” uit zag. Ik durfde […] niet om te kijken om te zien wat hij daar nu deed.’[29] 
 
Van Hamels internationale netwerk en zijn wetenschappelijke prestaties, alsmede zijn vriendschap met professor Vendryes, maken het niet ondenkbaar dat hij ook bij deze audiëntie aanwezig was. Natuurlijk is het véél waarschijnlijker dat deze audiëntie onderwerp van gesprek was op het congres, en dat Van Hamel een verslag uit eerste hand gewoon interessant vond. Hoewel dan wél de vraag blijft, wáárom heeft Lindroth Van Hamel deze artikelen gestuurd? Dit impliceert toch gedeelde Rome-ervaringen?
 
Misschien namen beide professoren wel deel aan hetzelfde uitje. Het congres had er twee georganiseerd: één naar Tivoli, naar Villa d’Este, en één naar Ostia aan de kust. Lindroth neemt een duik: ‘In Ostia Mare namen de wakkeren onder ons een heerlijk zeebad in de enorme golven.’[30] Poedelde Van Hamel hier ook? Er wordt ook een bezoek gebracht aan de opgravingen aldaar, en daarop volgt een sprookjesachtig tafereel: ‘Onze zwerftocht stopte met de snel vallende schemering in het amfitheater, waar wij ons net hadden gesetteld in het licht van de meegebrachte fakkels om de avondmaaltijd (“cena”) te gebruiken.’[31] Dit wordt verstoort door een stortbui en het diner verplaatst zich naar de treinreis terug. Maar: ‘met de stemming bij aankomst in Rome was werkelijk niets mis. Elke maaltijdzak bevatte een fles frascati.’[32]
 
Van Hamel heeft, onafhankelijk van het congres, in ieder geval ook de Musei Capitolini bezocht, getuige de ansichtkaarten in zijn archief.[33] Op één van deze ansichtkaarten staat een foto van ‘De stervende Galliër’, toen nog bekend als 'Gladiatore moribundo', hoewel Van Hamel hem ongetwijfeld als een Kelt herkende.[34]

A. G. van Hamels congresleven

In conclusie is het duidelijk dat het congresleven van Van Hamel niet veel verschilde van dat van tegenwoordig: van de organisatie van de lezingen en paneldiscussies, plaatselijke uitstapjes, netwerken, punctualiteit, tot klachten over de ventilatie aan toe. Een groot verschil echter is te zien in de deelnemers aan congressen: die zijn tegenwoordig véél talrijker, internationaler, nagenoeg uitsluitend academici en studenten, en zijn oneindig veel vaker vrouw. Het moge ook helder zijn dat het congres in Rome in 1933 welzeker zeer uitzonderlijk was, gezien de audiëntie bij een staatshoofd. Misschien is dat ook de reden dat juist van dit congres zoveel bewaard is gebleven. Van Hamel was sowieso al een reislustig man, en ik denk dat hij congressen ervoer als krenten in de pap. Het feit dat Van Hamel betrokken was bij het opzetten van in ieder geval twee internationale congressen toont ook hoezeer hij zich bewust was van het belang van academische samenkomsten voor de toekomst van de wetenschap.
 

Eindnoten

Nu Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4A en G 4B.
Zie Smelik 2023.
Brief (getypt) van Van Hamel aan Maartje Draak (7-4-1933), Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Draak, C 4.
Brief van Van Hamel aan Maartje Draak (13-4-1933), Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Draak, C 4.
Brief van Van Hamel aan Maartje Draak (25-8-1933), Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Draak, C 4.
Zie verder: https://nl.wikipedia.org/wiki/International_Arthurian_Society (geraadpleegd op 9-11-2023). Maartje Draak heeft tussen 1951 en 1968 op een uitzondering na alle Arthuriaanse congressen bijgewoond.
Dit feit versterkt Aaron Griffiths bewering (Griffith 2023, 55) dat Van Hamel ook zeker een liefde voor taalkunde had.
Zie hiervoor Mojet 2018.
Zie hiervoor: https://icl2024poznan.pl/ (geraadpleegd op 5-1-2024).
Het tweede Internationale Linguïstencongres vond in 1931 in Genève plaats, het vierde in 1936 in Kopenhagen. Dat laatste congres bezocht Van Hamel ook, zie de penning afgebeeld in Blom 2023, 79.
Artikel 1: Bland all världens lingvister i Rom. (Tussen al ‘s werelds linguïsten in Rome.) 10-10-1933. Artikel 2: Lingvisterna i audiens hos Mussolini. (De linguïsten op audiëntie bij Mussolini.) 11-10-1933. Transcriptie en vertaling door de auteur, ook toegevoegd aan de krantenartikelen in Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4B.
Toen hij deelnam aan het Congres voor Fonetische Wetenschappen, zie De Vooys 1937. Quak 2018, 345, noemt ook correspondentie tussen Lindroth en Van Hamel in een brief uit 1934.
Van Hamel was violist. Lindroth was dirigent van Akademiska Kören (het Universiteitskoor van Gothenburg) en beschrijft in zijn verslag een bezoek aan een openluchtopera aan de vooravond van het congres.
'Att värmen nästan alla dagarna åtminstone för icke sydlänninger var så besvärande att man redan därför då och då måste fly ut i det fria, var inte organisationens fel; men det hade nog kunnat motverkas genom ordentlig utvädring' (artikel 1, zie noot 13).
'I övrigt blev det över denna congress samma oro som det numera blivit över alla kongresser sedan flera föredrag måste pågå samtidigt, och det alltså gäller att välja. Det var ett ideligt rännande ut och in, och de flesta bade föredrag och diskussionsinlägg överskredo betänkligt den tillåtna tiden' (artikel 1, zie noot 13).
'Men för mig och manga torde samvaron med kolleger från andra länder – och med deras damer – ute på Roms restauranger, trattorior, barer och kaféer av olika kvaliteter ha hört till det vari stämningen från denna kongressresa starkest koncentrerats' (artikel 2, zie noot 13).
'Ett aktuellt […] ämne behandlades på et uppseende väckande sätt av en “blutjung” tysk dam […]. I ett starkt begränsat, formellt ypperligt anförande framfördes viktiga nya sypunkter på […] Eggjumskriften. Det verkade rätt egendomligt att se denna blonda familjeflicka med säker elegans inkräkta på sådana områden som förr i världen voro oss karlar – eller möjligen en eller annan i yttre måtto mer vanlottad kvinna – förbehållna' (artikel 1, zie noot 13).
Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4A, bevat een samenvatting van haar lezing.  Anne Heiermeier was geboren in 1913 en was van 1947 tot 1973 hoofd van het Instituut voor Keltische en Ierse Studies aan de Julius-Maximilians-Universität Würzburg, zie https://www.phil.uni-wuerzburg.de/en/vgsp/vgsp-in-wuerzburg/ (geraadpleegd op 22-10-2023); https://portal.dnb.de/opac/opacPresentation?cqlMode=true&reset=true&referrerPosition=0&referrerResultId=%22A.%22+and+%22Heiermeier%22%26any&query=idn%3D141566019 (geraadpleegd op 22-10-2023).
Zie Stam 2023, 48-49.
Op 10-4-1937 schreef Van Hamel zelfs aan Draak: ‘Ik had wel eens een kijkje willen nemen op het suffragettendiner in Baarn en zou er een travestie voor over hebben gehad.’ Dit refereert naar een diner waar Draak een stipendium heeft ontvangen en in het zonnetje is gezet. Van Hamel is zó trots op zijn student.
Brief van Van Hamel aan Maartje Draak (25-8-1933), Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Draak, C 4.
'Villkoret för denna förmån är bara att man besöker fascistutställningen i Rom och där får sin biljett påstämplad' (artikel 2, zie noot 13).
Italië had van 1922-1945 een fascistisch regime. Dit kenmerkte zich door de identificatie met het Romeinse Rijk, anti-Slavisme, Spazio Vitale (Lebensraum), en nationalisme geuit in sterk traditionalisme. De overlap met Nazisme ontstond pas ná 1938, met de invoering van de Leggi Razziale (Rassenwetten). Deze waren vooral gericht tegen Italiaanse Joden en Afrikanen.
Volgens Lindroth is er ook een afvaardiging naar de Paus geweest.
Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4A. ‘Comitate d’Onore, presidente: S. E. Benito Mussolini, Capo del Governo.’
'Tänk i alla fall att i vår tiden samling framträdande representanter för de europeiska staternas humanistiska forskning skola stå – och själva nästan känna sig – som skolgossar inför [Mussolini]' (artikel 2, zie noot 13).
‘Mussolini […] trade bakom skrivbordet – som dock såg ganska väl “städat” ut. Jag tordes inte […] vända mig om för att se vad han där tog sig för’ (artikel 2, zie noot 13).
‘I Ostia Mare medhunno de påpassliga ett ljuvligt havsbad i de väldiga vågorna’ (artikel 2, zie noot 13).
‘Vår vandring slutade under den hastigt fallande skymningen i amfiteatern, där vi just bänkat oss i medförda facklors sken för att intaga den aftonmåltid (“cena”)’ (artikel 2, zie noot 13).
‘Men stämningen vid ankomsten till Rom var det sannerligen intet fel på. Varje matpåse hade innehållit en flaska frascati’ (artikel 2, zie noot 13).
Universiteitsbibliotheek Utrecht, Archief Van Hamel, G 4 B3. Voor meer over deze musea, zie: https://www.museicapitolini.org/en (geraadpleegd op 5-1-2024).
‘De stervende Galliër’ is een Romeinse marmeren kopie van een Grieks bronzen beeld (ca. 220-230 v. Chr.). Het feit dat het een stervende gladiator moest voorstellen is een zeventiende-eeuwse misvatting. Wonderlijk genoeg is het óók geen Galliër, maar een Galaat.

Bibliografie

  • Blom, Alderik, ‘A. G. van Hamel als oudgermanist’, Man van twee werelden: A. G. van Hamel als keltoloog en germanist, red. Bart Jaski et al. (Utrecht 2023) 77-83.
  • Griffith, Aaron, ‘A. G. van Hamel en de grammatica’s van de Keltische talen’, Man van twee werelden: A. G. van Hamel als keltoloog en germanist, red. Bart Jaski et al. (Utrecht 2023) 55-62.
  • Mojet, Emma, ‘Discussing disciplinary development: the role of the First International Congress of Linguists (1928) in the formation of the discipline of general linguistics’, History and philosophy of the language sciences (2018). https://hiphilangsci.net/2018/02/14/first-international-congress-of-linguists/ (geraadpleegd op 9-9-2023).
  • Quak, Arend, ‘Korrespondenz zwischen A. G. van Hamel und drei isländische Gelehrten’, Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 78.2-3 (2018) 336-372.
  • Smelik, Bernadette, ‘A. G. van Hamel en Arthur’, Man van twee werelden: A. G. van Hamel als keltoloog en germanist, red. Bart Jaski et al. (Utrecht 2023) 69-73.
  • Stam, Nike, ‘A. G. van Hamel en R. I. Best: beste vrienden?’, Man van twee werelden: A. G. van Hamel als keltoloog en germanist, red. Bart Jaski et al. (Utrecht 2023) 44-54.
  • Vooys, C. G. N. de, ‘Opmerkingen over theorie en praktijk van interpunctie’, De nieuwe taalgids 31 (1937) 251-258. https://www.dbnl.org/tekst/_taa008193701_01/_taa008193701_01_0041.php (geraadpleegd op 9-9-2023).

     


Vorige bijdrage
Nieuws en mededelingen Kelten 96
Bart Jaski
31 december 2023
Volgende bijdrage
Keltisch in het nieuws
Marieke Rotman
29 januari 2024